10 jaar De Streekkrant: 10 jaar gelachen, maar af en toe een traan

Afbeelding
jubileum de streekkrant
Het is december 2006 als ik het kantoor van Media Totaal aan de Kanaalstraat in Roden binnenloop. Een paar dagen eerder heb ik een brief gestuurd met de vraag of ze bij ‘die nieuwe krant’ een fotograaf kunnen gebruiken. Of ik een auto heb? Eh… nee. Wel een rijbewijs? Ook niet. Hoe oud ben je eigenlijk? Eh… net 17 jaar? Oké, kom toch maar langs. We zien wel hoever we komen.
Wat ik niet had verwacht gebeurde: ik mocht op gesprek komen bij een uitgeverij die ik niet kende, maar waar ik wel veel potentie in zag. Een visie was er, maar alles moest nog opgebouwd worden: van personeel tot een journalistiek netwerk. Daar hadden ze mensen voor nodig en mij vertrouwden ze toe dat ik iets kon bijdragen. Ik weet nog dat het gesprek plaatsvond achter drie kasten; een geïmproviseerd kantoor. De uitkomst van het gesprek was duidelijk. Ik kon meteen aan de bak. Sinds krant twee ben ik erbij!
In de jaren daarna is het hard gegaan. De krant werd dikker, de foto’s werden mooier, we namen (gelukkig) snel afscheid van de zwart/wit-pagina’s, maar boven alles: we werden inhoudelijk ook professioneler. Naast de foto’s van leuke evenementen doken we echt ‘journalistiek’ de streek in. Nog steeds zitten we tot diep in de nacht bij raadsvergaderingen of luisteren we de volgende dag braaf de bandjes af. De Streekkrant werd een serieuze titel waar iedereen rekening mee moest houden.
Dat betekende ook wel eens dat wethouders en burgemeesters niet blij met ons waren. Een probleempje dat zij liever onder de pet hadden gehouden, stond ineens in de krant. Toch kwamen uiteindelijk ook daar weer complimenten over. “Als ik tegen jullie iets zeg, weet ik dat het rechtstreeks zo in de krant komt, bij collega’s weet ik dat niet,” was het mooiste compliment dat we al snel uit allerlei hoeken kregen. Spoedig vertrouwde Grootegast de gemeentepagina aan ons toe, Zuidhorn zou enkele jaren later volgen.
Voor mijzelf betekende die tien jaar bij De Streekkrant de start van mijn journalistieke carrière. Al snel stapte ik over van de fotografie naar het schrijven. Dat ging niet meteen goed. Wat ik leerde was dat ik tijdens mijn middelbare schooltijd nauwelijks iets geleerd had. Spelling was een drama. Als ik ’s ochtends op kantoor kwam vond ik op mijn bureau de stukken die ik de dag ervoor geschreven had. Niet met een compliment, maar met minimaal tien aangestreepte spelfouten. Hoe vervelend het ook was, het zorgde er wel voor dat ik mij ging verdiepen in spelling. Op school was er amper aandacht voor.
Brand
De aanleiding voor de meeste verhalen is misschien wel de brand in het centrum van Grootegast geweest. Het was in mei 2007 toen ik letterlijk met één been in bed lag en de pieper ging. Een brand in een wasmachine aan de Hoofdstraat. Snel bedacht ik me of het de moeite waard was om te gaan kijken. Vaak stelt een brand in een wasmachine niks voor, maar ik had de volgende dag het eerste schooluur vrij. En tja… dan ga je!
Vlak voor vertrek keek ik uit het raam, niks te zien. Twee minuten later fietste ik de Hoofdstraat in en terwijl ik de bocht doorkwam keek ik nogmaals: de vlammen sloegen al boven het dak van het gemeentehuis uit. Ter plekke riep John Gerritsen van restaurant Jody me. “Kom snel een foto vanaf ons dak maken, hier kun je het goed zien!” Ik rende enigszins twijfelend mee. Hoe gevaarlijk was het? Toch maar omhoog en snel foto’s schieten van het al meters grote gat in hun dak. Terwijl ik weer naar beneden kwam keek een brandweerman me boos aan. “Zo dicht hoeft de pers er niet op te staan!”
Wat volgde was een brand die een nacht zou duren. John dacht dat het mee zou vallen, maar uiteindelijk ging alles in vlammen op. Samen met fotograaf Roelof Stroetinga van Het Westerkwartier lag ik achter het muurtje van het appartementencomplex aan de overkant. Elke keer moesten we schuilen als een deel van het pand instortte. Uiteindelijk waren m’n ouders zo lief om school te bellen met de vraag of ik later mocht komen. De reactie van de coördinator? “Ik had niet eens verwacht dat hij zou komen, laat hem daar maar blijven. Hij wil de journalistiek in en dan is dit de beste manier om het te leren.” Jarenlang zouden we schrijven over de heropbouw van Samiramis en Jody. Dankbaar ben ik dat de ondernemers ons lieten meekijken in hun worsteling naar nieuw geluk.
Verdriet
Het voordeel van werken in het dorp waarin je woont, is dat je iedereen kent. Omgekeerd kennen ze jou natuurlijk ook. Vervelend wordt het wanneer je dan met negatief nieuws moet komen. Je ziet dat mensen ergens hard aan gewerkt hebben, maar moet toch concluderen dat het niet voldoende is. Zo ging het bijvoorbeeld met enkele dorpshuizen in de gemeente. Hoewel ze er nu vrijwel allemaal staan, waren de eerste plannen soms vrij matig opgesteld. Daarover schrijven, maakt je niet geliefd.
Vreselijk zijn de verhalen die je moet schrijven over de mensen die omgekomen zijn. Verschrikkelijk is het als je die mensen zelf kent. Het is Eerste Kerstdag 2010 als een jong stel uit Doezum omkomt door koolmonoxidevergiftiging in Meppel. Het nieuws slaat in als een bom en omdat er op Eerste Kerstdag nauwelijks nieuws is, krijgt het hele land het te horen. Ik ook en weet dat ik er iets mee moet. Terwijl ik op onderzoek uitga kom ik erachter dat ik het tweetal ken. Roelien omdat ze bij me op school zat, Alwin van de DOP.
Ik weet niet meer hoe, maar het verhaal heb ik geschreven. Het was vreselijk omdat je bij elk woord, net als nu weer, twijfelt over de vraag hoe je het moet opschrijven. Je wilt iets vertellen, maar daarmee niemand kwetsen. Het was de enige keer dat ik een verhaal nauwelijks uit mijn vingers kreeg en ik hoop het nooit meer mee te maken. Een paar dagen later stond ik bij de begrafenis van ‘mijn’ oud-schoolgenoot. Ik zag de blikken: wat doet die journalist hier?
Afgelopen jaar maakte ik voor de tweede maal mee hoe het is om een verhaal te schrijven, dat je eigenlijk niet wilt schrijven. Het was na de plotselinge dood van burgemeester Kor Dijkstra van Grootegast. Hoewel hij mij in de eerste jaren met gefronste wenkbrauwen aanschouwde, bouwden we uiteindelijk een band op met groot wederzijds respect. Zijn encyclopedische kennis mis ik nog wekelijks.
Ik heb geleerd dat het bij het schrijven van verhalen om de toon gaat. Vaak krijg je complimenten, soms vervelende blikken. Uiteindelijk moet je met elkaar door, want je woont in hetzelfde dorp. Zelf kan ik kritiek makkelijk van me af laten glijden, maar ik heb bij het schrijven van verhalen ook altijd in mijn achterhoofd gehouden dat mijn ouders en zusje ermee geconfronteerd konden worden. Gelukkig ging dat altijd goed.
Toekomst
Inmiddels zijn we ruim tien jaar verder en bestaat De Streekkrant nog steeds. Waar concurrenten maar wat graag riepen dat we ten onder zouden gaan, bewijst ons bestaan het tegendeel. “Kranten zijn dood,” was een andere vorm van kritiek. Ook die pareer ik met gemak. Nog steeds zijn we de best gelezen krant van de streek met de meest gepassioneerde medewerkers. U zult ze vast gezien én gesproken hebben.
Vanaf het begin is onze fotograaf Erik Veenstra, met wie ik menig Profronde heb meegemaakt, al bij De Streekkrant betrokken. Prachtige pagina’s leverde dat op. Erik (een echte Frysk) konden we ook dankbaar inzetten als weer eens een FNP’er het vertikte Nederlands te spreken. Genoemd moet ook Ronald Folkerts worden, die advertentie na advertentie verkocht. Zonder zijn enthousiasme hadden we niet meer bestaan. Wie we vooral niet moeten vergeten is onze eerste sportverslaggever Ben Boers, helaas overleed hij ruim vier jaar geleden. In de jaren na 2006 zouden nog velen zich bij ons voegen. Kijkt u vooral even naar onze colofon. Stuk voor stuk zijn de mensen die daarin genoemd worden een applausje voor hun inzet waard.
De vraag is hoe de volgende tien jaar van De Streekkrant eruit gaan zien. Voor mij staat als een paal boven water dat ‘we’ er dan nog zijn. Nog steeds vertrouwd op de mat als krant? Dat is lastig te zeggen. Online worden we steeds beter bekeken en de nieuwe site, die we sinds deze week hebben, belooft veel voor de toekomst.
Zelf schrijf ik de laatste tijd iets minder. Dat heeft vooral te maken met het feit dat ik inmiddels ook al vier jaar voor BNN-VARA werk. Programma’s als Langs De Leeuw, Pauw & Witteman en Pauw heeft u vast wel eens gezien. Het laatste jaar loop ik rond op de redactie van De Nieuws BV op NPO Radio 1, elke dag tussen 12:00 en 14:00 uur. Sinds kort mag ik zelfs af en toe bij een nachtprogramma aanschuiven als co-presentator. Toch kan ik het werk in de streek niet missen. Nog wekelijks geniet ik van onder meer het politieke spel in Achtkarspelen, waar ik graag verslag van mag doen. Dat zal ik ook blijven doen. Als het maar even kan, ben ik er over tien jaar gewoon nog bij! Tot dan!
Henk en Janet, Maria en Wildo, dank voor al die jaren!
Johannes Dolislager

UIT DE KRANT

Lees ook