“Dat gevoel van mensen redden is heel speciaal”

|
| Foto: |
voorpagina groningen

LAUWERSOOG – Veertig jaar lang heeft Wietze Zijlstra gewerkt bij de Koninklijke Nederlandse Reddingmaatschappij (KNRM), tot 1991 de Koninklijke Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij (KNZHRM). Veertig jaar lang legde hij zijn eigen leven in de waagschaal om de levens van anderen te redden op het water. “Om dit werk te doen, moet je echt een ‘reddingsboothart’ hebben”, lacht hij.

In 1937 werd Zijlstra als boerenzoon geboren tussen Anjum en Oostmahorn en inmiddels woont hij al een tijd in Lauwersoog. Water heeft hij altijd interessant gevonden en zijn nieuwsgierigheid geprikkeld. “Als klein jochie ging ik naar Oostmahorn om tijdens een storm te kijken hoe hoog het water stond”, lacht hij. Nadat hij de technische school heeft afgerond, gaat hij aan het werk bij een mechanisatiebedrijf.

Schippers en broers Klaas en Mees Toxopeus waren in die tijd schippers op de reddingsboot Insulinde, gestationeerd in Oostmahorn. Mees vanaf 1930, Klaas volgde in 1950 zijn 18 jaar oudere broer op als schipper en bleef dit tot de boot in 1964 uit dienst werd genomen. In 1956 mocht Zijlstra zijn eerste proeftocht als tweede machinist maken op de Insulinde. Aan de technische kennis kon het niet liggen, hij werkte immers bij een mechanisatiebedrijf. De Insulinde was de eerste grote zelfrichtende motorreddingboot van staal ter wereld. Als hij kapseist, weet hij zichzelf weer rechtop te krijgen door middel van een kieptank. Een idee van Mees Toxopeus, uitgevonden door Jan Niestern en gebouwd door de scheepswerf Gebroeders Niestern.

“Ik heb Mees en Klaas toen gevraagd of ik mocht solliciteren als tweede machinist, want ze zochten iemand. Wel moest ik eerst mee voor een proefrit. We voeren toen naar buiten”, vertelt hij. “Dat betekent dat we boven de Waddeneilanden gingen. Ze wilden kijken of ik een beetje zeevast was”, lacht hij. “Als je daar door de branding gaat, moet je wel zeevaste benen hebben. De branding is daar namelijk verschrikkelijk. In 1957 heb ik mij toen ingeschreven als tweede machinist, en later werd ik vast aangesteld bij de toen nog Koninklijke Noord- en Zuid-Hollandsche Redding Maatschappij. Echt jachthavens zoals we die nu kennen waren er toen nog niet, het waren vooral vrachtschepen en vissersboten die in de problemen kwamen.”

Zijlstra herinnert zich nog veel van de reddingsacties die hij, met een team, heeft uitgevoerd. “Er hadden twee boten een botsing gehad”, begint hij het tripje down memory lane. “Een Cubaanse boot en een Noorse boot. Die Noorse zonk heel snel, dus was de bemanning van dat schip op de Cubaanse boot gesprongen. Die Cubaanse kregen we toen niet aan de lijn, dus we hadden al zoiets van; dit is niet goed. Het was hartstikke mistig, we konden nog geen 10 meter vooruit kijken. Toen we uiteindelijk bij die boten waren aangekomen was de Noorse al helemaal gezonken en de Cubaanse was bezig met zinken. We hebben in totaal 48 mensen van de boot gehaald. De bemanning sprong letterlijk bij ons op de boot, zo bang waren ze. Als we niet op tijd waren geweest, waren ze verdronken.”

Zijlstra heeft in zijn tijd bij de KNRM heel wat oorkondes gekregen. “Ik ben zelfs Ridder in de Orde van Oranje Nassau”, vertelt hij trots. “En we kregen oorkondes bij speciale of bijzondere reddingsacties.” Zoals? “Er lag in 1965 een Liberiaans schip op het Bornrif tussen Ameland en Terschelling, de Panagathos. Tijdens een zware storm liep het schip daar vast en door de zware windstoten ‘brak’ het schip in tweeën. Het schip knakte als het ware”, vertelt de gepensioneerde reddingswerker. “Het schip was gigantisch hoog, dus de bemanning op onze boot krijgen was nogal lastig omdat de reddingsboot een stuk lager lag. De bemanning moest dus met een touwladder en een springnet naar beneden komen. Een gedeelte van de bemanning werd opgehaald met marinehelikopters. Dat was een hele spannende, zware redding.”

In levensgevaar is Zijlstra nooit geweest tijdens zijn werk. “Wel is er een keer een bemanningslid overboord geslagen tijdens eens storm”, vertelt hij. “Maar die hebben we gelukkig weer heelhuids terug gevonden.”

Als er iets duidelijk wordt uit de verhalen van de reddingswerker, is het dat hij gigantisch veel voldoening uit zijn werk heeft gehaald. “Als het ik over zou mogen doen, zou ik het weer precies hetzelfde doen. Het is verschrikkelijk dankbaar werk en er is niks mooier dan mensen helpen. Het is niet makkelijk, en niet zonder gevaar, maar je houdt er een heel dankbaar gevoel aan over.” Inmiddels is hij al 19 jaar met pensioen, maar het werk echt missen doet hij niet. “Op een gegeven moment heb je geen uithoudingsvermogen meer, naarmate je ouder wordt. Dus dan wordt het tijd om het stokje over te dragen.”

|

UIT DE KRANT