De broers Van Dellen hebben de Nijmeegse Vierdaagse opnieuw uitgelopen

|
| Foto: |
voorpagina groningen

“De Nijmeegse Vierdaagse is toch wel dé klapper”

LUTJEGAST – De tweelingbroers Jan en Geert van Dellen hebben de Nijmeegse Vierdaagse opnieuw uitgelopen. Voor de dertiende keer reisden ze af naar het oosten, waar ze hun twaalfde onderscheiding in ontvangst konden nemen na vier dagen van 30 kilometer lopen. Alleen in 2006, toen het evenement na één dag werd afgelast in verband met de hitte, konden ze de tocht niet voltooien. Maar die hitte, die viel dit jaar gelukkig mee. “Het is geen één keer boven de dertig graden geweest”, zeggen de heren nuchter. Een rij onderscheidingen prijkt boven het officiële t-shirt aan de deur, de plakboeken liggen op tafel en de heren blikken vol plezier terug op de Vierdaagse. Opnieuw was het dé klapper voor deze wandelgekken.

Velen kennen de Van Dellens wel, al is het alleen maar van de kilometers die ze al wandelend in de omgeving maken. Zo spotte uw verslaggeefster Jan al eens in Nietap of bij Sebaldeburen. Een lekker wandelingetje is voor hem toch snel een kilometertje of twintig. Geert doet het liever iets minder tegenwoordig. Maar zondag lopen ze altijd samen, net als de Nijmeegse Vierdaagse. Iedere dag lopen de heren dan dertig kilometer, misschien wel wat weinig voor de twee. “We hebben eerst veertig kilometer gelopen, maar vanaf je zestigste mag je dertig kilometer lopen”, vertelt Geert. “En ik vind het wel goed zo. Jan niet, hoor”, voegt hij er met een blik op zijn broer aan toe. “Maar we zijn toch niet roomser dan de Paus.”

Dertig is het dus, vier dagen lang. Ze startten elke dag om half acht ’s ochtends. “Je kan het je niet voorstellen. Er zijn vier startplekken en zestien scanners, maar je ziet wel van hier tot aan die boom toe”, wijst Geert, “alleen maar mensen. Het ziet er zwart van.” Elke dag waren de heren al rond twaalf uur weer binnen. “Alleen de eerste en tweede dag, dan is het eigenlijk 33 kilometer wat je loopt”, vertelt Jan. “Dan is het kwart over twaalf ofzo. Ook niet zo erg”, haalt hij zijn schouders op. Het duo behoort tot de snelste wandelaars die meedoen. “Meestal zijn er maar één of twee voor ons. Ja”, lacht Jan, “zegt zo’n vrouw die ons scant tegen ons: er is er nog maar één voor jullie. Nou, dat is dan mooi. Snel, snel, ach, dat is gewoon je gang.” Hij heeft zelf wel echt het tempo erin. Zo liet hij zich onderweg verleiden tot een gratis kop thee in een theetuin en sprak daar gezellig met een man van in de tachtig. “Maar op een gegeven moment moest ik weer verder. Mijn broer loopt daar nog.” Waarop hij de achtervolging in zet en Geert weer inhaalt. Ook Geert weet nog wel een leuke anekdote met betrekking tot hun snelheid. “Op de eerste dag lopen we ook vlak langs onze camping. Dus als wij weer terug zijn, gaan we daar altijd staan kijken. Als je dan tegen anderen zegt dat je hem ook al gelopen hebt, moet je ze zien kijken”, lacht hij.

Het plezier straalt van de plakboeken vol met herinneringen en de gezichten af. Dit is dan ook de grote reden om elk jaar weer naar Nijmegen af te reizen. “Zoveel volk bij de weg, dat zie je nergens anders. Bij Elst bijvoorbeeld is er een grote brug over de weg gemaakt en daarbovenop zit dan muziek te spelen”, vertelt Geert. “En dit jaar was één dorp geheel in het teken van Willem Alexander en Màxima”, vertelt Jan. “Zag je onderweg allemaal uitbeeldingen daarvan.” Ja, want de heren zien en beleven genoeg onderweg ondanks hun tempo. “Mensen staan met van alles en nog wat bij ’t pad. Snoep, koekjes, meloen en appel”, somt Geert op. “Jan heeft ook eens eieren gekocht onderweg.” De verbaasde blik wordt ras beantwoord door zijn broer. “Ze waren nog warm”, doet die uit de doeken. “Mooi gekookt, een beetje extra zout erop, dat is alleen maar goed met die warmte. Ze kosten wel 50 cent, maar je moet niet op een euro kijken”, lacht Jan. Stoppen doen de heren overigens niet. “Nee, het is pakken en weer doorgaan.”

Op naar een volgende editie dan maar? “Het is toch wel dé klapper”, vindt Geert. “Als je bijvoorbeeld de Elfstedentocht loopt, dan vragen mensen allemaal: wat zijn jullie aan het doen? Dit is feest, je kunt het niet bedenken. Vergeet niet, er doen maar liefst 45 nationaliteiten aan mee.” Dus opnieuw op naar Nijmegen volgend jaar. “Als we nog altijd gezond zijn”, zegt Jan instemmend. “In ieder geval nog drie jaar”, doet zijn broer er nog een schepje bovenop.

|

UIT DE KRANT