De donkere kunst van Titia Lodewegen

Afbeelding
kleintje cultuur

STREEK - “Zwart moet het zijn. Gitzwart. De vormgeving van mijn poëziebundels, mijn handschoentjes, mijn schilderijen, de basis is áltijd zwart. Dat kwam in 1982 vanuit mijn allerbinnenste naar boven. Ik heb het nooit meer losgelaten.” Twee dichtbundels gaf dichteres en kunstenaar Titia Lodewegen (70) uit, een derde durfde ze –ondanks dat de boekjes binnen no time waren uitverkocht -door de recessie niet aan. Liever publiceert ze nu via social media. Maar Titia is nog zoveel meer. De huisvriendin van wijlen schrijver Belcampo tovert simpele zwarte handschoentjes zonder vingers om in barokke juweeltjes.
De intonatie in haar stem en de handgebaren waarmee ze haar verhalen kracht bijzet zorgen ervoor dat je geboeid blijft luisteren naar ieder woord dat ze zegt. Toen Lodewegen een nieuwe dichtbundel niet aandurfde, schakelde ze in 2011 over op mode. Schilderen deed ze enkel nog voor zichzelf. Haar schilderijen verkochten niet. “Men wil geen Titia. Daar ben ik niet bekend genoeg voor.” De liefde voor mode zat er altijd al in, vertelt ze ter inleiding van het succesverhaal over haar ‘elbowpads’. “Ik liep eens door de stad en ontdekte dat elleboogstukken weer helemaal in waren. Overal zag ik ze: op jassen, truien, bloesjes. Als ik daar nou eens iets op maak, bedacht ik. Zo ontwierp ik mijn eigen elbowpads met bijzondere stoffen, kant, kraaltjes, lintjes. Een rage werd het. Later naaide ik de pads overdwars op handschoentjes waar de vingers af zijn”, roept Lodewegen uitbundig terwijl ze een aantal handschoentjes op de tafel tentoonspreidt. Stuk voor stuk kunstwerkjes. “Trek ze maar eens aan. Ze zitten als korsetjes.” Een nieuwe rage ontstond. Iedereen wilde ze. Lodewegen verkocht ze aan winkels. Maar ook op straat. “Ik sprong mensen gezellig met open mind voor de borst. Joh, ik heb ze wel zo eens van mijn eigen handen verkocht. Maar die draag ik al 2 maanden zei ik dan. Het maakte niets uit. Vijfendertig euro vroeg ik ervoor, vijfentwintig voor de elbowpads. Maar dan heb je ook iets unieks hè? Gekkenwerk was het. Zal ik je eens vertellen hoe het komt dat ik zo goed kan naaien?” Titia Lodewegen voert ons mee naar haar jeugdtijd in Zuidhorn, waar ze geboren is. Vertelt over haar chronische gevoel van eenzaamheid. De pijn die ze soms ervaart. De dood, die altijd wel ergens op de achtergrond aanwezig is. Een kant die waarschijnlijk de meeste mensen minder goed kennen van de flamboyante kunstenares. Eerst terug naar het naaien. “Veertien was ik. ’s Ochtends vroeg ging ik met de bus vanuit Zuidhorn naar Groningen. Naar de hoedenfabriek van de familie Veldbrugge aan de Peltserstraat 1. Daar werd ik te werk gesteld. Moest strikjes, linten en kralen op hoeden maken. Dat kreeg ik zó goed onder de knie, dat het kennelijk ook de directeur opviel. Voortaan mocht ik alle hoeden maken voor tentoonstellingen in de stad. Omdat ik ‘het draad zo mooi weg kon werken tussen het vilt’, zei hij me. Daar is het begonnen.” Lodewegen is autodidact. In alles wat ze doet. Heeft nooit een opleiding of cursus gevolgd. “Ik ben zover gekomen door heel goed naar mezelf te luisteren.” Ze werd een bekende Zuidhornse in Stad. Niet in de laatste plaats om haar excentrieke verschijning –de zwarte baret en handschoentjes werden haar handelsmerk- maar ook haar gedichten werden overal lovend ontvangen. Ze droeg gedichten op aan wijlen Boudewijn Buch, Herman Brood en Driek van Wissen. Kwam vijf en half jaar over de vloer bij Belcampo. “Hij heeft me gestimuleerd tot aan zijn dood.” Ze haalde het landelijke nieuws toen ze een monumentje voor de net overleden David Bowie aan de museumbrug vastknoopte. Dagblad Trouw wijdde een heel artikel aan haar. ‘Een cadeautje.’ “Mijn lievelingsgedicht vroeg je me hè? Dat moet ‘Avondstilte’ zijn.” Eenzaamheid, leegte, verloren, zijn woorden die opkomen. “Dat klopt. Dat voel ik ook. Ik lijd aan chronische eenzaamheid.

UIT DE KRANT

Lees ook