Dorpsdichter Ate Grijpstra over zijn eervolle rol

Cultuur

“Het is net of schrijven me in het Fries veel makkelijker afgaat”

BUITENPOST – Een ‘veel produceerder’ en een alleskunner, die indruk maakt Ate Grijpstra. Jeugdboeken, tienerboeken, gedichten, muziek, als het met taal en schrijven te maken heeft, is hij er voor in. De woorden ‘nieuwe uitdaging’ klinken nogal eens uit zijn mond. Onlangs werd hij benoemd tot dorpsdichter van Achtkarspelen. Ook poëzie viel onder die noemer van nieuwe uitdaging. “Zou ik dat ook kunnen? Ik wou er wel eens de hand aanslaan, zien of ik dat ook gepubliceerd zou kunnen krijgen.” Hij laat in zijn poëzie naast zijn luchtige, nuchtere en vrolijke houding ook een andere kant zien, die van de zwaarmoedige en peinzende Ate. Eén ding is helder in zijn werk: “het lijkt wel alsof het schrijven me in het Fries veel makkelijker afgaat.”

Een talenmens was Ate van jongs af aan. Na zijn studie Engels met als bijvak Fries kwam hij uiteindelijk voor de klas terecht. “Ik kan niet zeggen dat ik dat vroeger al gedacht had”, bedenkt Ate zich. Wel kan hij zich nog helder herinneren hoe een grote rol lezen en schrijven al vroeg in zijn leven speelden. “Ik ging naar school, wánt ik wilde lezen. Mijn vader las, en leest overigens, ontzettend veel en ik was gefascineerd door die wanden vol met boeken thuis. Ik kan me nog herinneren dat de juf begon met het voorlezen van een sprookje en dat ik dat letterlijk indronk en dacht: dát wil ik ook.”

Leuk detail is, dat ook het professionele schrijven uiteindelijk begon met een sprookje. “Mijn vader had onze badkamer verbouwd en ik wou wat terug doen. Vroeger vertelde hij ons als kinderen altijd verhaaltjes met een sprookjesfiguur die hij zelf bedacht had. Uiteindelijk heb ik vijf sprookjes voor hem geschreven met dat figuurtje erin. Mijn familie vond dat zo leuk, die zeiden: daar moet je meer mee doen.” Ate stuurde ze op naar een uitgever, die hem vroeg eens iets voor een andere leeftijdsgroep te schrijven. Hij schreef 15 korte verhalen voor jongeren in de leeftijd 12 tot 16 jaar en dat resulteerde in het boek ‘Heftig’.

“En dan heb je een boek in de winkel liggen met jouw naam er op”, zegt Ate glimlachend. En daar is ie: “Dat is dan wel weer een uitdaging.” Want ‘Heftig’ verkocht vrij snel goed, dus dit succes moest uitgebreid worden. Al snel volgden een kinderboekje op rijm, een boek voor basisschoolkinderen over tijd en een echte roman. Eén ding hebben ze allemaal gemeen. Ate schreef ze in het Fries.

De liefde voor deze taal ontstond tijdens zijn studie. Hij koos Fries als bijvak. “En dan duik je echt in die taal en krijg je hier veel meer waardering voor. Net of je ook doordat je het vreemde bestudeerd, ook meer bewondering voor je eigen krijgt. Ik sprak altijd wel Fries, maar schreef het bijvoorbeeld zoals ik dacht dat het moest. Fries is sowieso heel erg een spreektaal. Schrijven en lezen is voor veel mensen wel weer moeilijk.” De gevoelige positie van dit dialect, misschien wel veroorzaakt door de trots, of is het koppigheid, waarmee de Friezen er aan vasthouden, erkent Ate direct. “Een dialect met pretenties, zo zou je het misschien wel kunnen noemen. Maar als je historisch kijkt, hoe groot Friesland is geweest en hoe belangrijk, dan begrijp je wel waarom deze mensen zo trots zijn op hun eigen volkslied en hun eigen taal. Tuurlijk is er een balans met fatsoen, maar je moet je erfgoed niet te makkelijk aan de kant schuiven. Gelukkig mag je tegenwoordig weer trots zijn op je afkomst.”

Alhoewel Ate voor zijn gevoel echt in de markt gezet is als jeugdboekenschrijver, kan en doet hij veel meer. “Ik weet wel wat de kinderen lezen, als ze lezen, maar ik ga echt niet zo zitten van: nu ga ik eens een jeugdboek schrijven. Ik beweeg me in veel genres. In de muziek bijvoorbeeld, maar ook in de poëzie.”

In eerste instantie werd hij net afgetroefd door Sietse van der Werf, als dorpsdichter van Achtkarspelen. “Ik zat bij de laatste drie, maar de jury en het publiek kozen voor een troubadour, een terechte keuze hoor. Toen de termijn van Sietse erop zat, heeft de gemeente mij benaderd, heb je nog belangstelling?” Uiteraard was Ate wel in voor deze nieuwe uitdaging. “En dat is het ook weer. Ik kan zelf gedichten insturen, maar word nu ook gevraagd voor gelegenheidsgedichten bij bijvoorbeeld openingen en werk dan in opdracht.” Het dichten noemt hij sowieso weer “een heel andere tak van sport. Een verhaal kan je verrassen, omdat het een bepaalde wending neemt; een gedicht is veel meer passen en meten. Je moet er meer voor doen.” Belangrijk in zijn gedichten vindt hij een gevoel weergeven. “En dat het dan ook nog overkomt. Ik maak mijn gedichten graag toegankelijk en begrijpelijk. Poëzie heeft veel met gevoel en beelden te maken en moet associaties oproepen.”

Terwijl Ate alweer een nieuwe uitdaging oppakt en werkt aan een boek gelinkt aan een computerspel, mag hij zich de komende twee jaar dorpsdichter van Achtkarspelen noemen. En tussen al die uitdagingen en nieuwe dingen op zijn pad, staat daarin één ding overeind: “het is een hele eer.”


UIT DE KRANT

Lees ook