Droevig

minikul

Ik heb het al eens eerder geschreven: Ik lees graag. En vaak. Kranten, tijdschriften. Maar het allerliefst boeken. Alles vanaf papier, want ik ben (ook) in dat opzicht wat ouderwetserig. Altijd neem ik op vakantie een vracht boeken mee. Dat vraagt nogal wat extra gewicht en bagageruimte, vooral als je gaat vliegen, maar dat heb ik er graag voor over. Dan maar een paar badhanddoeken en potjes pindakaas minder mee. Eén vakantie heb ik, mij aanbevolen door de bieb, een e-reader mee gehad. Dat bespaarde inderdaad veel bagageruimte maar het lezen vond ik maar niks. Ik moet een blad om kunnen slaan. En papier horen knisperen. Het eerste kinderboek dat ik bewust las, was Dik Trom. Meen ik althans. Maar wat ik wél zeker weet, is dat ik dat toen zéér gerenommeerde & opvoedkundige boek veel te braaf vond. Nee, gaf mij de avonturen van Pietje Bell maar. Met drogist Geelmans. En Tante Cato met de wrat op haar neus. De Openbare Bibliotheek – zoals die instelling met ‘sssst, stilte asjeblieft’ en ‘denk om het plankje’ toen heette – had geen Pietje Bellboeken in de aanbieding. Niet opvoedkundig genoeg. Maar het boek dat me het meest is bijgebleven is ‘Peerke en zijn kameraden’, van de toen vermaarde kinderboekenauteur W.G.van de Hulst. Je zou het een kinderklassieker kunnen noemen. Peerke is het verhaal van een Vlaamse jongen die als gevolg van de Eerste Wereldoorlog (!) aan bed is gekluisterd en eenzaam zijn dagen doorbrengt. Totdat er vier jongens in een bootje in de gracht langs zijn open raam varen en er ‘opeens’ een oprechte vriendschap ontstaat. Het is, en dat herinner ik me nog heel goed, een (toen) mij zeer aansprekend verhaal van vriendschap en trouw. Met een droevig einde. Vooral zinnetjes als ‘Om den kleinen mond krampte een trekje van vlammende pijn’ zijn me tot op de dag van vandaag bij gebleven.

Nú lees ik het nieuwe dagboek van – zoals in ietwat ronkende reclametaal op de achterflap wordt aangekondigd – ‘de ontroerende held Hendrik Groen’. Het gaat over een ruim tachtigjarige alleenstaande grijsaard die zijn laatste dagen in een verzorgingshuis doorbrengt en daar in een zogenaamd dagboek verslag van doet. ‘Zogenaamd’ inderdaad, want het is nep, want recent is gebleken dat een (pas!) 63-jarige auteur de schrijver is. Het boek wordt door deskundig geachte beroepscritici met kretologie echter als ‘Geestig, grappig en toch aangrijpend’ aangeprezen. Daar ben ik het maar zéér ten dele mee eens. Ik vind het eerder droevig. Maar dan anders dan met Peerke.

Henk Hendriks.

UIT DE KRANT