“Ik leef drie keer zo hard als een ander”

Afbeelding
voorpagina groningen

In gesprek met Heleentje Bosma, Debbie Ferrarie, Gré Parelmoer en vooral Astrid Wevers

PIETERBUREN – Aan de Hoofdstraat 63 van Pieterburen woont de Koningin van het dorp. En nee, dat is dan niet Lenie ‘t Hart. Wie voor het huis stopt, ziet al, dit is anders dan anders. “Joehoe”, hier ben ik, klinkt het vanaf de zijkant. Logeren bij een koningin, dat klinkt wel interessant. Astrid is dan ook heel interessant, want wie met haar praat, treft niet alleen Astrid, maar ook Heleentje Bosma, Debbie Ferrarie en Gré Parelmoer. Koos Nooitgedacht en Dollie van de Kauwboys komen misschien ook nog wel even langs. Ja, Astrid is de Koningin, niet alleen van Pieterburen, maar ook van de typetjes.

Haar twee honden dartelen om haar voeten, als Astrid als een wervelwind door het huis gaat. Van de lichte serre, waar ze onder andere workshops lampenkappen pimpen geeft, tot de verkleedkleren in de gang, “voor vaders een cape, want die willen nooit zo”, door naar de kamers die ze verhuurt. Kleurrijk en vrolijk, precies zoals ze het beoogd heeft. “Ik zou nooit meer in een huis zonder geel willen wonen.” Positief en optimistisch, dat is hoe ze in het leven staat. Het komt naar buiten in de typetjes die ze neerzet. “Ik had als kind al dat ik de positieve dingen zocht. Als je alleen nog maar bezig bent met serieuze dingen als het journaal en de krant, dat zou ik het niet volhouden.”

Dat hoeft dan ook niet, want Astrid kruipt regelmatig in de huid van iemand anders. “Nee, ik heb geen theaterachtergrond”, vertelt ze. Sterker nog, ze werkte als schoonheidsspecialiste en in de dierenopvang, voordat ze in de countrymuziek belande. “Van lieverlee kwamen de grapjes erbij”. Een comédienne was geboren. “Nou, moet ik wel zeggen, dat ik ook vroeger wel de neiging had druk te zijn en veel grapjes te maken. Daar kreeg ik dan nog straf voor”, voegt ze lachend toe. Ze vertelt ontspannen en met plezier over de talloze typetjes die ze neerzet. Toch was er een tijd, dat dat allemaal niet zo ontspannen ging. “Ik ben met animaties ooit begonnen als stille act, bijgestaan door de twee collega’s van Dom en Blond. Pas veel later durfde ik ook te praten. Ik vond het doodeng en gelijk ook heel leuk. We hadden afgesproken dat ik heel verlegen zou doen, als ik niet durfde”, zegt ze terwijl ze ook echt wat verlegen wegkruipt. “Ik kan van nature heel goed overdrijven, dus dat vond men hartstikke leuk.”

Het bleef niet bij Dom & Blond. “Ik ben niet iemand van één ding goed doen. Ik kan meerdere dingen.” En dus werden onder andere de Heidedoosjes, Dollie en de Kauwboys en Gré Parelmoer geboren. Astrid doet het allemaal met evenveel plezier. “Je kan dingen doen, waar je als jezelf op wordt afgerekend. Terwijl als je het als een typetje doet, de mensen erom lachen.” Even komt Heleentje Bosma van de Heidedoosjes om de hoek kijken. “Stel nou”, jammert ze, “dat je in het vliegtuig zit en naar de wc moet. En dan zit je net op de wc en stort het vliegtuig neer! Dan ga je dood met allemaal poep op je mooie gezichtje.” Ze schaterlacht er zelf ook bij. “Wat mensen vaak niet weten, dat ik heel veel van wat ik zeg, ook wel eens echt heb gedacht.”

Van alle typetjes die ze doet, ligt Gré Parelmoer, de huishoudster van de koningin van Pieterburen, Astrid het meest aan het hart. “Dat ben ik zelf. Ik stel me altijd voor als: ik ben Gré Parelmoer, ik ben het zelf. Mensen moeten dan lachen, maar dat meen ik wel: ik bén het zelf. Waarom? Dat ontstaat. Ik denk dat ik Gré het minst speel. Dan komt dat boefje in me naar boven.” Vroeger kroop ze ook wel eens spontaan in de huid van bijvoorbeeld Gré, maar dat gebeurt nu niet meer. “Als het je werk is, dan is het toch anders. Maar, een heel stuk van wat ik doe, dat ben ik. Er is natuurlijk ook een andere kant, maar dit is ook een kant van mij.” En als ze Gré is, dan is ze ook echt Gré. “Ik kom wel eens mensen tegen die dan zeggen: hé Astrid. ‘Ik denk dat je mijn bazin bedoelt, de koningin van Pieterburen’, antwoord ik dan. Zo’n rol moet je ook voor jezelf verzinnen.”

Dat Frans Verschoor (de tekenaar van Bassie en Adriaan) haar ooit tot Koningin van het dorp heeft uitgeroepen, daar heeft het dorp volgens Astrid geen problemen mee. “Ik denk dat het wel geaccepteerd is. Over het algemeen zijn ze wel trots op me.” Sterker nog, de buren zijn niet te beroerd even mee te spelen. “Vroeger deden we nog wel eens een theaterontbijt en dan begonnen we door met trommels de straat op te gaan. We hadden afgesproken dat de buren dan de deur open zouden gooien en applaudiserend naar buiten zouden komen.” Wat dus ook gebeurde. Het was zelfs zo’n happening bij tijden daar aan de Hoofdstraat dat de bussen met bezoekers voor de zeehondencrèche stil bleven staan. “Ik heb zelfs van de buren gehoord dat er een bus voor het huis stopte en toeterde van: ‘kom je nog’, toen wij eens weg waren.”

De Heidedoosjes treden op zaterdag 2 februari weer op met een theaterdiner in Pieterburen. Het is zeer de moeite waard de laatste plaatsen die nog vrij zijn te boeken. “De Heidedoosjes zijn ooit ontdekt op een verjaardag op latere leeftijd. Het is heel humoristisch en we zien er ook heel humoristisch uit.” We, dat zijn Heleentje Bosma en Sjantina Heuker. “Heleentje is heel druk. Sjantiena loopt telkens achter mij aan en zegt steeds: ‘doe maar rustig’.” Ze brengen een nieuwe show genaamd ‘groeten uit Benidorm’, waarin de dames hebben gesolliciteerd bij de Benidorm Bastards. Sommige stukjes die Astrid beschrijft zouden in dit tv-programma niet misstaan. “Het is soms wel een beetje uitproberen en misschien wel een beetje op het randje”, lacht ze.

Het is genieten aan tafel bij Astrid. Druk vertelt ze honderduit over alles wat ze al meemaakte in haar vak. Aan de vermoeide indruk die ze maakt, wordt wel duidelijk dat haar bezigheden hun tol eisen. “Ik leef drie keer zo hard als een ander. En dus ben ik ook drie keer zo kapot. Ik ben heel druk in mijn hoofd. Ik heb het nooit onderzocht, maar ik denk wel dat ik adhd heb. Maar goed, ik heb mijn draai en mijn ding gevonden. Als ik nu doodga, heb ik heel veel leven gehad.” Door tot het bittere eind dus? “Soms denk ik, ik ga na een tropisch eiland en dan alleen nog maar schilderen of een boek schrijven. Ik denk al heel lang: ‘dit kan je toch niet tot je dood aan doen?’. Maar het bloed kruipt toch waar het niet gaan kan”, sluit ze met de lach af, die afkomstig lijkt van dat boefje in haar.

UIT DE KRANT

Lees ook