Jan Kloosterman

De man met de hamer

‘In 2005 zijn we begonnen met de bouw van het IJstijdenmuseum in Buitenpost. Al snel bleek het gebouw te klein te zijn voor de grote stroom mensen die elk jaar in combinatie met de Kruidhof een bezoek komen brengen aan het museum. Maar liefst 20.000 mensen komen jaarlijks ons museum bezichtigen. Omdat het gebouw te klein bleek, zijn we aan het verbouwen geslagen. Met behulp van vrijwilligers en bedrijvensponsors zijn we daarmee al een heel eind gekomen. De complete verbouwing moet voor april klaar zijn. 1 april gaan we weer open voor publiek. Het is altijd mijn jongensdroom geweest om een museum te vullen met voorwerpen uit de ijstijd. Het museum gaat over het gebied tussen Bakkeveen en Dokkum, wat destijds een grote zandvlakte was. Aan de hand van de gevonden stenen kunnen wij zien dat er toen al mensen in dit gebied leefden. Zij hebben de stenen gebruikt om mee te jagen, om vlees mee te snijden en om andere huishoudelijke taken mee te doen. Dat heeft mij altijd gefascineerd. Het museum heeft zo’n vijftig vrijwilligers die ervoor zorgen dat het museum zonder enige vorm van subsidie kan blijven draaien. Zonder die vrijwilligers had het museum niet zonder subsidie kunnen bestaan. Het is fantastisch dat we met inzet van vrijwilligers mensen kunnen informeren over het leven van vroeger en dat er zoveel mensen in geïnteresseerd zijn in de ijstijd. Daarnaast hebben we een team van professionele archeologen achter de hand voor onderzoek en werken we veel samen met de Rijksuniversiteit in Groningen. We organiseren geregeld lezingen die goed bezocht worden. Zo komt aankomende donderdag Theo Spek een lezing geven over de Middeleeuwse veenontginningslandschappen. Het IJstijdenmuseum doet ook veel om het toerisme in de regio te bevorderen. In mei komt er in samenwerking met de Afûk een toeristische route van twaalf kilometer uit die je door middel van GPS kunt lopen of fietsen. Ook zal de tocht te doen zijn met een gids. Gedurende de tocht krijg je informatie over het gebied binnen op je telefoon. We hopen met het museum veel te kunnen informeren, maar veel meer groeien hoeft van ons niet. Het moet bij vrijwilligerswerk blijven.’