Maria’s Mooie Mensen – week 19 - 2015

maria's mooie mensen

Mijn dochter heeft nogal eens aanspraak als ik met haar op pad ben. Mij lopen de meesten straal voorbij als ze die grote blauwe ogen in het vizier krijgen. Mevrouw zelf hoort alles gewillig aan, maar is niet zo scheutig met haar reacties. Afgelopen week nog was het weer raak in de supermarkt. Terwijl ik ijverig probeerde alle boodschappen in te pakken voordat de volgende klant me weg zou kijken bij die band, had dochterlief alweer contact. ‘Wat heb jij een prachtige jas aan, zo’n mooie jas zou ik ook wel willen’, stond er iemand bij de kar te kirren. Mijn meisje pakte haar jas eens vast en wierp de vrouw een dit-is-mijn-jas-en-die-sta-ik-niet-af-blik toe. Als het niet haar jas of haar blauwe ogen zijn, is er altijd wel wat anders wat mensen naar haar toetrekt. De manier waarop ze lekker zit te eten als we ergens lunchen, dat kleine handje wat inmiddels een koninklijk zwaaitje kan laten zien of de slechts twee ondertanden gecombineerd met die ene hoektand bovenin. Haar haarkleur nam dit weekend iemand mee terug in zijn gedachten. “Vroeger had ik ook zo’n kleur haar”, lachte een oude man terwijl hij zijn pet even optilde. Een bos grijswit piekhaar herinnerde er op geen enkele manier weer aan. “Peentjeshaar”, voegde de man eraan toe en toen ik meende toch even te moeten ingrijpen om mijn meisje te verdedigen, zag ik hoe de man even hele andere tijden voor zich zag. “Zeventig jaar geleden, toen zag mijn haar er precies zo uit.” Zeventig jaar, een term die de afgelopen dag nogal actueel was. Zeventig jaar vrijheid is voor mijn generatie niet meer dan vanzelfsprekend, maar voor deze man nog altijd een groot goed. Hij was slechts een jonge jongen destijds, die als soldaat zich inzette tijdens de oorlog. Al snel zag hij in zijn gedachten opnieuw de Duitsers door de Heerestraat in Groningen marcheren en kwamen de liederen die toen dagelijks klonken weer boven. ‘Wir fahren nach Groningen’ galmde hij door de viszaak, “en dan riepen wij: ‘plons, plons, plons’.” Opeens keek hij ons indringend aan. “Ik zal je wel vertellen: er is meer tussen hemel en aarde.” Hij vertelde hoe hij voorbereidingen van de Duitsers voor het plaatsen van een groot afweergeschut ongedaan maakte. Een enorme regenbui zomaar uit het niets, wiste al zijn sporen en voorkwam dat hij ontdekt werd. “En dat terwijl de lucht stralend blauw was, net zoals vandaag.” Slechts enkele dagen later trokken de Duitsers verder en werd de stad bevrijd. Ja, er is meer tussen hemel en aarde. Er is vrijheid, zwaarbevochten ooit door een generatie die er nog wel over kan verhalen. Nog even en we moeten het met van-horen-zeggen doen. En wat is dat jammer. Want wie kan zich indenken hoe het moet zijn geweest voor die jongen met dat peentjeshaar.

UIT DE KRANT