Maria’s Mooie Mensen - week 33

maria's mooie mensen

Je hebt soms zo van die illusies. Dat er van de vloer kan worden gegeten zonder dat er één dag later weer zo nodig een kat een haarbal erop moet overgeven, dat de was altijd gestreken en schoon in de kast ligt en niet soms een week lang op het wasrek blijft hangen en de koelkast gevuld is in plaats van er ’s avonds achter te komen dat je wel boodschappen voor een week hebt gedaan, maar totaal geen aardappels hebt gekocht. Van die droombeelden als ‘de deur niet op slot, dat overkomt ons nooit’ in plaats van regelmatig weg te rijden en de sleutels nog in de buitenkant zien zitten; tenminste als we mazzel hebben, anders zien we ze pas zitten als we weer terug komen. Illusies dus. Heel, heel soms heb ik daar als werkende moeder wel eens last van. Zoals afgelopen zaterdag toen ik dacht: ‘ik ben vrouw, ik kan multitasken als de beste en zorg er even voor dat ik de vlekken uit de kleren van dochterlief boen terwijl ik haar luier verschoon’. Verkeerd gedacht. In slow-motion zie ik het opnieuw gebeuren: ik spuit met de Vanish, fantastisch spul overigens, maar dan wel alléén voor vlekken, dochterlief trapt net in de lucht en raakt de spuitfles, de fles draait en de Vanish leeft zich niet uit op de vlek, maar op de ogen van dochterlief. Paniek alom, tranen alom. Na een beste lading water snikte het arme meiske nog na, terwijl manlief zo slim was de verpakking te lezen. ‘Win medisch advies in’ stond erop en dus deden wij dat. ‘Ik zou toch direct maar even langskomen’ dekte de telefoniste zich in en dus wij met gezwinde spoed op weg naar de huisartsenpost in het ziekenhuis. Er is een leukere plek om op zaterdagavond te bivakkeren. Aanwezig waren a. een man met een dicht oog die niet alleen zijn moeder en zijn zusje maar ook nog zijn broer en schoonzus had meegenomen, b. een meisje die aan iedereen vertelde een splinter te hebben, uitgebreid uitlegde hoe die daar via de houten zijkant van de glijbaan was ingekomen, en haar ouders die verzuchten dat een uur wachten wel lang was en c. een man met onbekend letsel. Ikzelf ben niet bepaald een held in ziekenhuizen en had het al niet te breed na het akkefietje met dochterlief, dus bleef duimen dat het bij dit gezelschap bleef en er geen mensen met vingers die eraf liggen, zouden binnenkomen. Er voegde zich een vader met dochter bij ons; geen zichtbaar letsel dus te doen voor mij. Nog een moeder en haar zieke kind en nog een andere vader en zoon; ietwat gespannen constateerde ik dat zich wel erg veel kinderziektes om ons heen verzamelden. Denkend aan de smetteloze ziekte-cv van mijn dochter kreeg ik het benauwder, maar goed, nog steeds geen bloed gezien, dus we hielden vol. Een oudere vrouw bracht haar plas, blijkbaar kan dat ook allemaal doorgaan op zaterdagavond, en verdween weer en een ouder stel van wie de man wel erg grauw zag, schoof ook nog eens aan. Nog altijd hadden we geen dokter gezien. Er kwam opnieuw een moeder met ziek kind bij. “Wat zei je? Moet je overgeven?”, zei ze al binnenlopend en bij mij gingen de alarmbellen al af. Achter de balie blijkbaar ook, want jawel: we zagen een dokter. Dochterlief bleek de volgende in de rij, dat is dan het voordeel als je een acht maanden oud kind Vanish in de ogen spuit, dán ben je wel voor de rest aan de beurt. Met een ‘ik zie niks raars, jullie kunnen beter lekker naar huis gaan’, stonden wij in één minuut weer buiten. Blij het gezelschap achter me te laten, stapten we gauw de spreekkamer uit, de wachtkamer voorbij. Wegwezen! Maar ik wierp nog één blik opzij en zag ze zitten. Géén vingers die eraf hangen, géén gebroken polsen en géén bloed, zo slecht waren jullie nog niet.

UIT DE KRANT