Maria’s Mooie Mensen week 50

maria's mooie mensen

Hoe langer je zwanger bent, hoe meer je merkt dat veel dingen die erbij horen tot de verbeelding spreekt. Nu het einde nadert, is dat de tijd totdat het zover zou moeten zijn. Voor onszelf voelt het eigenlijk een beetje als een planning: uitgerekend op Eerste Kerstdag, dat betekent dat we nog zoveel weken de tijd hebben. Iedere dag tikt er een beetje weg, maar heel erg gestrest zijn we niet, want we weten toch wanneer we onze dochter ongeveer moeten verwachten? Om ons heen wordt dat anders ervaren. Zo maakt schoonmoeder zich al een aantal weken druk om het vruchtwater. Als de vliezen gaan breken, dan zit alles eronder, vreest ze en dus zou ik zo langzaamaan goede vrienden met plastic moeten worden. Manlief en ik moeten er niet aan denken. Haar opmerking dat ik mijn autostoel nooit meer schoon krijg, wuif ik weg met de opmerking dat het wel knap van mij zou zijn als mijn vliezen precies in de drie minuten van huis naar werk of andersom zouden breken. Het bed is ook een zorg voor haar: maar toen wij het daarvoor bedoelde plastic uit het kraampakket haalden, zagen we daarin zo weinig heil, dat we het eerst maar even bij die handeling hebben gelaten. Mijn eigen moeder maakt zich minder druk, alhoewel ze toch wel even ieder telefoontje vraagt of mijn dochter onrustig is, waar ik het ‘al’ bij kan denken. De wens is immers de vader der gedachte. Wie ook die laatste weken in gaat, kent vast het dilemma waar ik nu ook steeds vaker tegen aan loop. Ik voel me goed, ben niet ziek, maar het kán natuurlijk wel nu. En wat is dan wijsheid? De ene keer zit ik lekker te werken en tref ik iemand die verbaasd uitbrengt: ‘zít jij hier nog?’, de dag erna heb ik iemand aan de lijn die lachend zegt: ‘dát is karakter’. Als ik last van mijn rug heb, maar toch nog boodschappen nodig heb; neem ik dan een risico op gebroken vliezen in de supermarkt? Iedere dag vertrek ik van kantoor met dezelfde mededeling: ‘misschien tot morgen’. Waarop de één lacht en de ander bevreesd kijkt. Ja zo’n wegtikkende planning doet hetzelfde als de deadline van een krant: de één wordt gespannen, de ander juist vrolijker. Ach, die deadlines ben ik wel gewend, dus ook deze planning kan ik aan. En zo loop ik zaterdag nog even lekker door de stad met manlief. Er moet nog wat gehoor gegeven worden aan de onbedwingbare drang om nog wat babykleertjes in te slaan en de trek in die heerlijke warme chocomelk van de V&D moet nog verzadigd worden. We grappen heel wat af: “kom maar op met die chocomel, anders breken mijn vliezen straks nog eerder dan dat ik een slok neem”, lach ik in de rij. Er moet nog een kerstboom worden ingeslagen en ach, die versieren we ook nog maar even. We hebben nieuwe buren, dus laten we die dan ook nog maar even de hand schudden. Met een blik op de buik, spreken we af binnenkort even koffie te drinken, óf beschuit met muisjes te eten. “Hoe lang moet je eigenlijk nog?’, vraagt de buurvrouw zich af. Mijn tweeënhalve week wordt met een verschrikt “zo snel al” beantwoordt. “Ja”, grap ik, “die vliezen kunnen ook nu hier in je nieuwe woonkamer breken, hoor”. Er wordt heel wat afgelachen deze dag. Zondags neem ik me voor, ga ik echt rustig aan doen. “Je hebt nog twee weken om me echt als zwangere te gaan pamperen”, houd ik manlief voor. Ik word wakker en ga eerst maar eens plassen. Wacht eens even: plas ik wel? Niet dus. Oh, wacht eens even, de vliezen…

UIT DE KRANT