Oude ambachten, nieuwe verhalen

|||
||| Foto: |||
nieuws groningen

STREEK – Mien Westerkwartier organiseert jaarlijks de schrijfwedstrijd ’t Schierste Verhoal. Dit jaar kon een ieder zijn fantasie loslaten op het onderwerp ‘oude ambachten’. De verhalen hoeven slechts aan een aantal criteria te voldoen: een bepaalde lengte aangezien de vertellers de verhalen willen gebruiken en natuurlijk geschreven in het Westerkwartiers. Uit alle inzendingen is voor de zomerperiode een mooie selectie gemaakt van acht finalisten. Ambachten als doodskistenmaker en baakster zijn weer uit het stof gehaald. Op donderdag 3 oktober is de finale van ’t Schierste Verhoal in het BaronTheater te Opende. De Streekkrant speurt in de aanloop hiernaartoe naar een aantal van de oude ambachten die de revue passeren.

De kroegbazin die wedijvert met de mobiele telefoon

GROOTEGAST – Aan het beeld wat Rika Roezel oproept, door Jan Hut beschreven in zijn ingezonden verhaal, voldoet Marjan Hoekstra bepaald niet. Beiden zijn dan kroegbazin, maar de naam Roezel associeert op geen manier aan de stralende Marjan, netjes en vlot aangekleed en de haren prachtig weggestoken. En waar Rika in het verhaal fungeert als een soort maatschappelijk werkster, hoort en ziet Marjan ook veel achter de bar, maar maakt zij zich daarentegen wel zorgen over de tijdsgeest. Een kroegbazin die wedijvert met de mobiele telefoon: ja, de tijden zijn veranderd.

Twee jaar geleden stapten Marjan en haar Jaap Jan vol enthousiasme in De Gasterij. “We wilden graag wat voor onszelf en toen de kroeg in Doezum te koop kwam, leek ons dat een mooie uitdaging.” Deze ging aan hun neus voorbij, maar iets later kwamen ze in contact met Bouwbedrijf Notebomer, welke de afgebrande Gasterij volledig wilden aanpakken. “Ik zag de tekeningen en was op slag verliefd”, droomt Marjan terug. “Het leuke is, ik kwam hier toen het vroeger nog de Blokhut was, zelf ook regelmatig.”
Een tijd waaraan de kroegbazin best wel eens terugdenkt. “Ik denk dat de kroeg nog altijd belangrijk is als ontmoetingsplek, maar de tijden zijn echt veranderd. Soms zitten hier tien mensen aan de bar, waarvan er vijf de hele avond met hun mobiele telefoon berichtjes zitten te versturen aan mensen die er niet zijn. Ze vergeten de mensen die naast hun zitten. Ja, dat is jammer, want soms is dat sfeerbepalend. Vroeger ging je echt voor je sociale contacten naar de kroeg.” Dat die tegenwoordig met een druk op de knop ook vanaf de bank, maar ook het toilet, het bed of waar dan ook, binnen handbereik zijn, is een ontwikkeling die Marjan met twijfels aan kijkt. “Toen ik nog jong was, dan was het echt spannend om naar de kroeg te gaan. Je had dan een leuke jongen op het oog en was er al de hele avond mee bezig: ‘zou hij er zijn?’. Want dat wist je niet, aangezien je niet even een berichtje naar elkaar stuurde. Dat missen die kinderen van tegenwoordig allemaal, zo voel ik dat wel.”
Die tijd van achter jongens aan, is inmiddels echt geweest voor Marjan en nu mag ze zich dus kroegbazin noemen. Hoewel er daar niet veel van zijn in de omgeving, is er volgens haar niemand die ervan opkijkt een vrouw achter de bar te vinden. “Er komen hier ook veel meiden, hoor. Op woensdagavond trainen de meiden van FC Grootegast en dan zitten er hier zeker acht à negen meiden aan de bar.” Ze heeft geen moeite haar mannetje te staan. “Er is hier nog nooit ruzie geweest, maar ik heb ook dertien jaar op een 24-uurs benzinepomp gewerkt, waar ik veel nachtdiensten draaide. Ik ben dus wel wat gewend.” Dat ze ’s nachts werkt, dat hoort erbij. En ach, ook die lange dagen wegen wel op tegen het plezier. “Dit moet je ook leuk vinden, want je bent er vaak 24 uur per dag mee bezig. Het leukste? De mensen”, antwoordt ze volmondig. “Je ziet en hoort van alles. Sommigen storten echt hun hart uit.”
Een droom waarmaken, het lukt Marjan en Jaap Jan heel prima.  “Absoluut. We hebben beide een passie voor eten. En dan hebben we het natuurlijk niet zozeer over de snackbar, alhoewel we ook daar willen dat alles er mooi en goed uitziet en de kaart wat uitgebreider is, maar vooral de buffetten en hapjes vinden we prachtig om te doen. Dat mag van mij wel vaker. Vanochtend heb ik nog honderd hapjes weggebracht. En als je dan hoort: ‘oh, wat ziet dat er heerlijk uit’, dan is mijn dag weer goed.”

Rika Roezel – Schrijver en  verteller Jan Hut
“En zo nam Rika Roezel de rol van Oaltje over. Nog joaren kwamen dr kirrels veur een boender, bessems, de verveners as ze een botschop hadden veur het volk ien het veen. De kirrels nuumden voak de lekkere kovvie of het bijzundere goeie gesprek dat je met Rika konnen hebben. Doar ien dat huuske an het begun van het moordpad op de grens tussen t veenvolk en de keuterboertjes.”

De boswachter zonder bos

OPENDE – Boswachter Nico Boele voldoet op het oog helemaal aan het plaatje. Hij zit ontspannen in zijn groene kleding op een houten picknickbank tussen de bomen. Vlinders dwarrelen om hem heen, een trouwe hond ligt op zijn voeten waaraan klompen prijken, op de achtergrond kwettert een vogel het hoogste lied. Toch was juist hij de inspiratie voor het verhaal getiteld ‘De boswachter van Peebos’ wat Geert Zijlstra schreef. Een verhaal waarin Geert eigenlijk een klein beetje de gek steekt met Nico, de boswachter zonder bos. Zelf kan Nico er gelukkig om lachen. “Ik ben eigenlijk een ongelooflijk saaie boswachter”, zegt hij met een grote glimlach. “Ik zit hier al dik dertig jaar en ben een echte wachter, want ik zit nog te wachten op het bos. Maar”, gaat hij bevlogen verder, “eigenlijk heb ik een missie.” Een missie waarin hij spreekt over boswachters met rug naar het bos en de voorkant naar de samenleving, een missie waarin Staatsbosbeheer misschien wel overbodig is en een missie waarin het landschap van niemand en van iedereen is.

Hoewel we hier met recht kunnen spreken van een oud ambacht, vangt het gesprek met Nico aan over een zeer ‘nieuwerwets’ onderwerp: kinderen die tegenwoordig handiger zijn met i-pad en mobiele telefoon dan met bomen klimmen en slootje springen. “Je moet niet bang zijn voor nieuwe ontwikkelingen”, vindt Nico, “maar ik denk wel dat we moeten zorgen dat kinderen ondanks die i-pad en mobiele telefoon de relatie met hun omgeving niet kwijtraken. Als ouders hebben we de uitdaging kinderen op plekken te brengen waar ze leren wat een brandnetel is. Ik ben bang dat een volgende generatie zegt: ‘De natuur? Dat zegt me niks’. En daar ligt een belangrijke taak voor ons als boswachter. Zorgen dat mensen de verbinding houden met de omgeving.”
De ogen beginnen te glimmen, de handen uit te beelden en zelfs het kladblok van uw verslaggever moet eraan geloven; over die missie heeft Nico niks teveel gezegd. Het is er één die hij met veel passie en enthousiasme nastreeft en waarover hij op dezelfde manier vertelt. “Ik heb eigenlijk altijd al ervaren dat ontwikkelingen ten koste van het gebied gaan. Een organisatie als Staatsbosbeheer zou overbodig moeten zijn”, volgt met een kwajongensgrijns. “Het is goed dat hier beheer plaats vindt, hoor. Maar je trekt het landschap uit elkaar, los van de omgeving en dus ook de mensen die erbij horen. Het zijn allemaal labeltjes: dit is natuur, dit is landbouw, dit is industrie. En zo verlies je de identiteit van het landschap.”
Ten tijde van het opstarten van de Ecologische Hoofd Structuur kwam Nico tot zijn inzichten. De overheid besloot in 1990 een halt te roepen aan de achteruitgang van de natuurwaarden in ons land en dacht dit te doen door het landschap op te kopen van bijvoorbeeld de boeren die het zo drastisch veranderden door schaalvergroting, en het toe te delen aan organisaties die er verstand van hebben. “Je kunt wel denken dat je met grondbezit eigenaar bent”, vindt Nico, “maar zo werkt dat niet. Dít is het Westerkwartier, mensen zijn verbonden met hun streek. De overheid dacht: ‘wij kopen de grond, zetten er een hek omheen en het is van de staat’. Maar zo werkt het niet voor de mensen, dit is van hun. Een leuk voorbeeld is toen de directeur van Staatsbosbeheer vond dat we meer vrijwilligers moesten werven. En wat zijn dan vrijwilligers? Ik nodigde hem uit om eens een fietstochtje te maken. Al snel kwamen we iemand tegen die zijn handen uit de mouwen stak. ‘Waarom heb jij niet een jasje van Staatsbosbeheer aan’, vroeg de directeur. ‘Ik hoef jouw jasje niet´, was het antwoord. ´Ik ben voor het Peebos aan het werk, niet voor Staatsbosbeheer. En aangezien Staatsbosbeheer ook voor Peebos werkt en het Peebos ook van mij is, ben jij eigenlijk voor mij aan het werk´.”
Nico vertelt het met plezier. Het voorval illustreert perfect hoe hij zijn missie ziet. Een landschap waarin respect voor elkaar is en samengewerkt wordt. De Gebiedscoöperatie Westerkwartier is zijn ideale model. “Het is één grote droom dat we zo ver zijn. Er staat een bouwwerk van ambassadeurs van het gebied die het gebied vertegenwoordigen en daar voor lobbyen in bijvoorbeeld Den Haag. Daaronder hangen verschillende takken zoals educatie, landschap en zorg, die samen hebben gezegd: ‘wij vinden ons gebied belangrijk, hierin moet ruimte zijn voor landbouw en natuur en het moet goed beheerd worden. Het landschap is van niemand en van iedereen. Ons eerste project is honderd kilometer aan houtsingels. Dat is de identiteit van dit gebied: de houtsingels en het coullissenlandschap. En die houtsingels zijn niet altijd even praktisch voor de boeren, maar nu ervaren we dat als wij de boeren daarin een stukje kunnen ontzorgen en met een goede constructie voor het onderhoud komen, zij deze ook graag in het landschap willen behouden.”
Deze boswachter is niet zomaar een boswachter. “Mensen die denken dat ik de hele dag in het bos loop en hertjes voer die het moeilijk hebben, die hebben een verkeerd beeld”, lacht Nico. Hoewel hij eerder sprak over Staatsbosbeheer als overbodig, ziet hij wel een toekomst voor de boswachter. “Maar meer als regisseur en verbindingsofficier. Wij moeten dingen doen waar we goed in zijn. Niet het maaien van het gras of het onderhoud van de houtsingel. Dat moet liggen bij mensen die het altijd gedaan hebben. Wij zijn degenen die er net even iets groener naar kijken. Die kunnen zeggen: als je het nou zo en zo doet, dan hebben we ook nog die plus voor de flora en fauna.” Het Curringherveld in Kornhorn is volgens Nico het beste voorbeeld. “Dat is voor mij hét voorbeeld dat wij van Staatsbosbeheer soms weg moeten uit een gebied, want er is genoeg draagkracht onder de mensen om zich in te zetten voor zo’n gebied. De natuur is geen ballast; het is een springplank van mogelijkheden.”

Boswachter van Piebos
–    Schrijver en verteller
    Geert Zijlstra

“Die oavend begon er op een groot vel wit papier te teeknen. Hij tekende precies op hoe het bos worden zol.  En overdag begon er alvast te bouwen aan zien eerste bospad. Kiek veur bomen moeten je wachten om Moeder Natuur, moar een pad, dat hemmen je zelf ien de haand.” 

|||
|||
|||

UIT DE KRANT