‘We willen hen niet in de steek laten’

Afbeelding
voorpagina groningen

Buitenposters in Nepal tijdens aardbeving

BUITENPOST – De zeventienjarige Anne Wassenaar uit Buitenpost werd in het begin van het studiejaar niet ingeloot voor de studie Verloskunde, en besloot daarom in het tussenjaar wat er onbedoeld ontstond vrijwilligerswerk te gaan doen in Nepal. Eind 2014 verbleef ze er twee maanden, en verloor ze er haar hart aan het land én de mensen met wie ze zo nauw samenwerkte. Omdat ze eenmaal thuis zo terugverlangde naar Nepal, besloot ze een paar maanden later terug te gaan om opnieuw vrijwilligerswerk te gaan doen, maar ook om haar moeder het land te laten zien waar ze zo verknocht aan was geraakt.

Na het vrijwilligerswerk zouden Anne en haar moeder nog een weekje vakantie vieren. Zover mocht het echter niet komen. De allesverwoestende aardbeving die al aan duizenden mensen het leven het kostte, gooide roet in het eten. Pas vijf dagen later konden Anne en haar moeder terugkeren naar Nederland, al was het met lood in de schoenen. ‘We voelden ons eigenlijk heel erg schuldig dat we de mensen in de steek moesten laten’, vertelt Anne. ‘We hopen nu thuis toch wat voor hun te kunnen betekenen’.
Het moment van de aardbeving zat Anne met haar moeder in een bus richting Nationaal Park Chitwan. Nog maar twee minuten nadat de bus de bergen uit rijdt begint de grond te schudden. ‘Eerst besef je je helemaal niet wat er aan de hand is.
Mensen in de bus riepen ‘elephants!’, maar vervolgens zagen we elektriciteitskabels heen en weer gaan. Tweeënhalve minuut lang schudde de bus heen en weer, daarna werd het rustig’, vertelt Anne. Toen het rustig was geworden reed de bus verder. Twintig minuten later reed de bus een stadje in, toen de grond opnieuw begon te schudden. ‘We zagen mensen hun huizen uit vluchten. Achteraf hoorden we dat er in dit stadje slechts één persoon om het leven was gekomen. Deze man had bovenop een woning gestaan en was uit angst van het dak afgesprongen.’

De eerste momenten na de aardbevingen beseffen Anne en haar moeder eigenlijk niet wat er nou precies gebeurd is en wat de ernst van de situatie was. ‘Dat komt pas later. We konden terecht bij een hotel, maar de hoteleigenaar liet ons weten dat we tot 12 uur ’s nachts niet in de kamer konden, omdat het nog niet duidelijk was wat er nog kon komen. We zaten de hele dag op straat, en toen we eenmaal wel op bed lagen sliepen we niet. Je ligt met je kleren en schoenen aan, zaklamp in de hand en rugzak om klaar om te vertrekken wanneer je het niet meer vertrouwt. We durfden niet alleen naar de wc te gaan. Hadden constant ons paspoort op ons lichaam. Op een gegeven moment gaat je lichaam je ook voor de gek houden. Dan denk je naschokken te voelen, maar blijkt er niks aan de hand te zijn. Zelfs nu in Nederland menen we nog naschokken te voelen, en dat terwijl we hier gewoon volstrekt veilig zijn’, aldus Anne.

Toen het besef eenmaal binnendrong bij Anne wat voor impact de aardbeving had, gingen Anne’s gedachten direct naar het schooltje waar zij vrijwilligerswerk had gedaan. ‘Al snel na de aardbeving was het niet meer mogelijk om te bellen. Pas de volgende dag kreeg ik bericht van kennissen dat ze oké waren. Nepalezen zijn echter heel erg bescheiden. Als ze zeggen ‘I’m oke’, houdt dat alleen maar in dat ze niet dood zijn. Ze kunnen nog steeds wel gewond zijn, of hun huizen zijn kwijtgeraakt’.

Het schooltje waar Anne vrijwilligerswerk heeft gedaan is een bijzondere school, opgezet door een Nederlandse onder de naam ‘Daniëlle Children’s Fund’ (DCF). Het schooltje staat in één van de armste wijken van Kathmandu. Er komen dagelijks zestig kinderen, die er twee keer per dag een maaltijd krijgen. De kinderen hebben ouders die vaak moeilijk rond kunnen komen. Doordat hun kinderen naar dit schooltje gaan krijgen zij de kans om te werken. De staf van het schooltje bestaat onder andere uit mensen met een lichamelijke beperking. ‘Zo mist de directeur een deel van zijn been’, vertelt Anne. ‘De keuze voor deze staf is ook bewust. Mensen met een dergelijke beperking staan in Nepal vaak aan de rand van de samenleving. Hier laat men zien dat ook zij gewoon mee kunnen doen. Er worden geregeld ouderavonden georganiseerd, bijvoorbeeld over veilig drinken, verantwoordelijkheid of hoe de ouders beter voor hun kinderen kunnen zorgen. Zo wordt er in dit schooltje gewerkt aan een hele wijk’.

Van de vijftien stafmedewerkers weet Anne van minstens drie dat zij hun huis zijn kwijtgeraakt bij de aardbeving. Zeker één is gewond aan zijn been. ‘Facebook is de enige manier waarop ik contact kan houden met de mensen. Op Facebook zag ik dat de stafmedewerkers met z’n allen alweer de schouders eronder zetten om nieuwe huizen te bouwen voor hun collega’s. Heel bijzonder om te zien dat zelfs wanneer de mensen zelf nog niet eens veilig zijn, zij toch al om een ander denken’.

In de vijf dagen na de aardbeving wilden Anne en haar moeder graag terug naar het schooltje dat voor hun zo belangrijk is geworden. ‘De toegangswegen waren echter afgesloten, waardoor we de kans niet kregen. Uiteindelijk zijn we nogal overhaast vertrokken. Van de hoteleigenaar hoorden we dat we over een halfuur konden vertrekken met een binnenlandse vlucht die ons naar het vliegveld zou brengen waar vliegtuigen klaar stonden voor reizen naar Europa. Pas vanuit die binnenlandse vlucht zagen we hoeveel schade er eigenlijk was. Complete bergdorpjes waren weggevaagd door de aardbeving. Toen we eenmaal in een Belgisch militair vliegtuig zaten richting Brussel hebben we keihard gehuild. Het voelde als verraad om te vertrekken zonder afscheid te nemen, zonder ook maar iets van hulp te kunnen bieden. Maar later dachten we: als we nu waren gebleven hadden we helemaal niet zoveel kunnen betekenen, hadden we alleen maar hún eten en drinken opgemaakt’.

Eenmaal weer thuis in Nederland doet Anne haar verhaal aan De Streekkrant. Niet omdat zij zelf nou zo graag in de spotlights staat, maar omdat ze hulp vraagt voor haar vrienden en kennissen in Nepal. ‘Van familie en vrienden zijn er al wat donaties binnengekomen voor ons schooltje. De stichting kan het geld hard gebruiken. Eens te meer omdat het moessonseizoen nog moet komen. Eigenlijk kunnen de Nepalezen pas in september of oktober weer vooruitkijken. Zolang het moessonseizoen nog niet voorbij is valt er nog niet veel op te bouwen. Daniëlle Children’s Fund is met alle bedragen blij. Voor bijvoorbeeld 15 euro per maand zorg je voor eten voor een kind op school. Met 75 euro kan het salaris van een leerkracht worden betaald. DCF is een Nederlandse stichting erkend door de Belastingdienst met fiscaal nummer 8120.75.365. DCF bestaat volledig uit vrijwilligers en geeft hulp waar men echt wat aan heeft. Om het symbolisch te omschrijven: er wordt geen vis gegeven, maar een hengel waarmee ze zelf kunnen vissen’. Donaties voor het schooltje in Nepal kunnen gestort worden op NL23ABNA0621779652.

Wanneer de situatie het toelaat hoopt Anne terug te kunnen naar Nepal om haar vrienden te helpen. ‘We willen laten zien dat we echt betrokken zijn, en dat we het vrijwilligerswerk niet als een toeristische attractie zien. We willen ze laten zien dat we het menen. Maar ik wil ook terug voor m’n eigen verwerkingsproces. Pas wanneer ik met eigen ogen zie dat het goed gaat, dan kan ik het geloven’.

UIT DE KRANT

Lees ook