week 25

minikul

Vorige week was ik écht van plan meer diepgang in mijn minikullerijtjes aan te brengen. Ik probeerde toen meteen het zéker voor mij tot dan wat abstract-onbestendige begrip ‘filosofie’ te doorgronden. Ik haalde, je moet immers ook voor jezelf simpel beginnen, de filosofie van de gemiste strafschop als voorbeeld aan. Maar nu ga ik dieper, pak ik het serieus aan. Met het begrip Groots Leven. Dat wilden we – zeker toen we nog jong, ambitieus en streberig waren – bijna allemaal toch? Het maximale bereiken. Met als voorbeeld een liedje van toen: ‘Bergen gaan we beklimmen, tot aan de hoogste top. Opwaarts naar de kimmen, hoger en hoger op.’ Maar laat ik eerlijk zijn, wát een lullig liedje was dat eigenlijk. Net als ‘Ferme jongens, stoere knapen, foei hoe suffig staat gij daar. Zijt gij dan niet welgeschapen, zijt gij niet van zessenklaar.’ Díe tijd is toch allang voorbij? Hoewel. Voor velen zijn status en meedoen ook nu nog ultieme doelstellingen. En achteraf denk je dan als oudje: Is er veel uitgekomen van al die ambities? Heb ik mijn moede hoofd niet allang in de schoot gelegd? Meer zit en zat er niet in? Nee, meer kwam er gewoon niet uit!’

Terwijl ik dit schrijf komt de twijfel al weer bij me boven. Dit is toch gezever eerste klas? Natuurlijk, er ís de afgelopen halve eeuw veel veranderd. We leven ondanks de crisis vooral luxer. En moeder, wier recht niet zo lang geleden enkel het aanrecht was, doet ook volop mee om – al was het alleen maar uit noodzaak – ‘opwaarts naar de kimmen, hoger en hoger op’ te komen. We leven langer. Maar ook méér? Want we worden steeds vroeger door stress en onbehagen overspoeld. De midlifecrisis overkwam je nog maar een jaar of tien geleden rond je veertigste. Nu begint, zo hebben wetenschappers vastgesteld, die worsteling met jezelf bij velen al rond hun dertigste. Is that all there is? Yes, it is! Tijdens zijn doorbraak, de bejubelde Oudejaarsconférence op tv anno 1989, zong Youp van ’t Hek: ‘Leef je leven als was het de laatste dag.’ Die filosofie gaat nog steeds op.

Maar ik ken nú de broodje-nuchtere reactie van mijn vrouw al, als ze dit leest: “Wat ben jíj weer een ontiegelijke zeikerd. Breng de lege flessen maar naar de glasbak, dan kun je buiten even lekker afkoelen.” En zoals vaak heeft zíj gelijk. Volgende week zal ik weer gewoon een simpel stukje typen dat ik zélf ook begrijp.

UIT DE KRANT