week 33

minikul

‘De herinnering is de parfum van de ziel’. Is dat geen mooie beginzin? Hij is dan ook niet van mij maar ik vond hem op internet toen ik voor dit verhaaltje de definitie van ‘nostalgie’ wilde opzoeken. Dat zijn er maar liefst acht, maar in wezen allemaal met dezelfde basis: Verlangen naar een geromantiseerd verleden. Daar moet je mee uitkijken, als je je er – soms ongemotiveerd en ongebreideld – aan overgeeft. Want vroeger is geweest. En komt nooit meer terug. Je laat, als je je in je nostalgie koestert, vaak onbewust ook alle negatieve beelden weg. De poeptonnenophalers bijvoorbeeld, het smerigste beroep dat je je maar kunt indenken maar dat zelfs vlak na de Tweede Wereldoorlog nog werd uitgeoefend. Dus dik zestig jaar geleden! – in wat we nu ‘achterstandswijken’ en met wat criminaliteit zelfs no-go-areas zouden noemen maar toen slobbertjesstraten werden genoemd.

Ik ben nooit zo terugkijkerig geweest, maar de laatste tijd, als ik me op mijn hometrainer door de cardioloog verplicht een half uur in het zweet trap doe ik dat op de slaapkamer als het in de tuin te heet of te koud of te regenachtig of te winderig is – er is haast altijd wel wat. Ik trap me dan in het zweet voor de tv. Ik heb steevast twee voorkeurkanalen. Ziggo kanaal 502, die continu live het Tweede Kamergebeuren toont. Slaap- en ergernis verwekkend meestal door al die exact in het partijgareel lopende HH en DD afgevaardigden die vermoedelijk enkel aan hun carrière denken. Maar ook in die ergernis zit voor mij een soort van ontspanning. Veel meer echte lol beleef ik echter aan kanaal 150, het Nostalgienet. Daarin krijg je prachtige zwart-wit filmpjes te zien van gebeurtenissen van vlak voor en na de oorlog. Zoals van een steeds naar zich toe wuivende koningin Wilhelmina – ‘alles is van mij’. Van plechtig sprekende en met diepe nederigheid bejegende autoriteiten die we nu smalend zakkenvullende bobo’s zouden noemen. Van poetsende, wassende en strijkende kortom ploeterende huisvrouwen en van huisvaders die toen onbetwist het grootste stuk vlees kregen. Als dat al op tafel kwam. Maar ook van gezellig rond de tafel met de franjelamp daar recht boven zittende families, die gezamenlijk aan het pinda’s pellen zijn. Kijk, nu moet ik oppassen dat ik toch niet té nostalgisch word. Stoppen!

Daarom toch maar weer een literaire slotzin, dus niet van mij: ‘De herinnering is het enige paradijs waaruit we niet verdreven kunnen worden’.

Henk Hendriks

UIT DE KRANT