Column Maria Wijnands

live blog coronavirus

STREEK – Maria Wijnands-Hovingh runt samen met haar man de uitgeverij achter onder andere de Streekkrant. Wekelijks schrijft zij een column in deze titel op de pagina ‘ Uit ’t hart’. Meestal over haar drie dochters (eentje van zes en een tweeling van bijna vier, maar ook wel over het werk of de actualiteit. Nu corona het land in zijn greep houdt, schrijft ze bijna dagelijks hoe zij werk en dochters combineert en hoe de angst voor corona de zorgen om haar bedrijf zich afwisselen. Van een zelfverkozen isolement tot de dilemma’s die we nu allemaal tegenkomen.


Deel 19 – donderdag 9 april


De ochtend is niet mijn beste moment. Nu ik last van mijn nek en schouders heb, moet ik altijd even op gang komen, want opstaan doe ik als een oud vrouwtje. Een hete douche brengt verlichting, maar helaas voor mij is meer rust mij niet gegund. Kwart voor zeven al komt de eerste uit haar kamer sloffen compleet met walvispantoffels aan de voeten. Ze sloft om me heen terwijl ik mijn haar föhn en mijn kleren aantrek. Als ik een broodje voor haar maak en een bak yoghurt voor mezelf komt ook haar tweelingzus al veel te vroeg het bed uit. Ze balen van elkaar, want beiden hadden hoop op even een momentje alleen met mij. Manlief heeft besloten dat deze week de ochtendstond echt in de goud in de mond heeft. Hij is dus ook vandaag, net als alle dagen deze week, al om zes uur naar kantoor vertrokken. Daar is het dan heerlijk rustig en in die dikke twee uur voor iedereen komt binnen druppelen, verzet hij soms meer werk dan in alle uren daarna. Mijn ‘collega’s’ hebben niks met half negen als start van de dag. Ze ruziën al om zeven uur wie er op de kruk bij het aanrecht mag staan als ik hun broodjes smeer en kunnen zelfs onze arme kat deze ochtend niet delen. Als ik opper dat de tv bij hoge uitzondering wel een keertje aan mag op deze vroege ochtend, slaan ze om als een blad aan de boom. ‘Ga jij maar Fien aaien’, roept de één naar de ander om snel onder een dekentje op de bank te kruipen.


Inmiddels begin ik me wat zorgen te maken om de verjaardagen van mijn tweelingmeisjes. En ik niet alleen. ‘Komt Hermie – de oppas – wel op mijn verjaardag?’ vragen de meisjes me en ik vrees van niet. We doen een knap staaltje omdenken deze ochtend en besluiten dat als er niemand de eerste keer mag komen, we hun verjaardag gewoon later nog een keertje vieren. Daar zien de meisjes wel wat in en ze besluiten tevree: het is dubbel feest, want ze zijn ook nog eens tegelijk jarig. Het regelen van de cadeaus is dit jaar wel een dingetje. Uitgebreid de winkels bij langs is geen optie, dus we halen gericht wat dingetjes lokaal en laten online aanrukken wat we in het dorp niet kunnen krijgen. Dé droom van mijn dames: een barbie-camper en een barbie-kasteel – belachelijk veel te duur overigens – staat gelukkig al verstopt in de bijkeuken. Maar verder blijk ik niet de enige die iets voor zijn kinderen wil aanschaffen en komen de cadeaus maar niet binnen.


Ik merk dat ik van de kinderen wel wat meer zelfstandigheid vraag nu het leven zo veranderd is. Eerder zou ik iedereen helpen met aankleden om in elk geval op tijd op school te komen, nu is het handiger om tijd voor mezelf te winnen. Veel dingen kunnen ze prima zelf en dan kan ik ondertussen toch thuis mijn werk af krijgen. Tv kijken? Oudste dochterlief weet heel goed hoe de afstandsbediening werkt, dus regel het zelf maar. Ik hoor van beste vriendin dat het daar niet anders is. Het heeft ook een nadeel, zo bleek daar. ‘Papa’, vroegen de kinderen terwijl hij thuis aan het werk was, ‘mogen we die film met die pop kijken?’ ‘Regel het zelf maar’, riep ook hij. Vervolgens zaten een zeven- en vierjarige een uur lang naar Chuckie te kijken en zagen hoe de pop kwaadaardig mensen vermoorde. Papa vroeg zich wel af waarom zijn zoontje soms de handen voor de ogen had, maar achteraf is dat wel helder. Gelukkig, concluderen hun mama en ik, gaan ze nog niet naar school, dus dit komt niet in het kringgesprek aan de orde. We kunnen er nog om lachen.


Ik heb contact gezocht met de gemeentes waarin wij uitkomen; niet om onze hand op te houden voor steun, maar wel om van elkaar te weten hoe de zaken ervoor staan. Wellicht zullen we in de komende maanden wel alle steun nodig hebben om te overleven en dus wil ik nu contact hebben over onze opties. Gelukkig heeft minister Slob een steunfonds voor de lokale media in het leven geroepen en het lijkt erop dat ook wij hieruit een bedrag aan steun kunnen verwachten. Belangrijk, want mei komt eraan en mei betekent: vakantiegeld. Een grote uitgave voor het bedrijf, maar een grote inkomstenpost voor ons personeel waar iedereen natuurlijk wel op rekent. Het zou fantastisch zijn om een steuntje in de rug te krijgen om deze uitkering voor iedereen mogelijk te maken. Minister Slob heeft overigens ook aangegeven dat gemeentes en provincies hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de lokale media. Lokale onafhankelijke journalistiek is belangrijk voor gemeentes. Wij doen ook nu trouw verslag van politieke beslissingen en raadsvergaderingen. Wij zijn een podium voor initiatieven, stimuleren en sponsoren evenementen die bijdragen aan de leefbaarheid en zijn een spreekbuis voor onder andere lezers, bedrijven en politiek. Juist nu willen we niet inboeten aan kwaliteit, maar we boeten absoluut in aan omzet. De gemeente Westerkwartier heb ik deze donderdagochtend aan de lijn. Voor hun is het uitspreken van steun één ding, maar het echt bieden van steun een moeilijk proces. Immers: een gemeente moet onafhankelijk zijn en heeft momenteel heel veel steunvragen te verwerken. Ik praat een half uurtje bij met de communicatie-afdeling over hoe wij er momenteel in en voor staan en we besluiten volgende week weer contact te hebben. Begrip voor elkaar en in gesprek blijven is voor nu het uitgangspunt. En: ‘jullie moeten niet omvallen’, drukt hij me op het hart. Dát zijn we ook niet van plan.


De twee boefjes in mijn huishouden zetten tijdens mijn telefoongesprek even het huis op de kop. Er is blijkbaar niks lekkerders dan de kasten leeg te trekken als je moeder even in alle rust – wat is dat? – probeert te telefoneren. We ruimen samen maar weer op en we slaan aan het vouwen. Ik wist niet dat ik het in me had, maar samen maken we tulpen, poesjes en visjes van vouwblaadjes. Het is een regelrechte hit, dit vouwen. En in de middag buiten hebben we nog een voltreffer. Ik bedenk me opeens dat er ergens boven op de kast nog een verpakking Mega-bubbels-bellenblaas slingert. De hele middag maken we de grootste bellen en ook met de kleinere bellenblaas hebben we dikke lol. Oudste dochterlief ziet hoe de bellen hoog omhoog richting de hemel trekken. ‘Mooi voor ouwe opa’, denkt ze aan mijn overleden opa. ‘Ik weet trouwens wat de Poolster is’, verkondigt ze. ‘Dat is de eerste mens op aarde toen die overleden is. Alle sterren dat zijn overleden mensen. Pas als ze weer terugkomen, verdwijnen ze weer van de hemel.’ U begrijpt: die avond kijk ik even met hele andere ogen naar de sterren in de lucht. Soms zijn er van die momenten dat ik denk dat deze hele periode achteraf wel één van de meest waardevolle van het leven zal zijn geweest.


UIT DE KRANT

Lees ook