Dames uit Westerkwartier terug van vluchtelingenwerk op Lesbos
“Het is daar verschrikkelijk, dit gun je écht niemand”
STREEK – Eind oktober
vertrok een groep van zeven dames uit het Westerkwartier naar het Griekse
eiland Lesbos om vluchtelingenwerk te doen. In de periode daarvoor had de groep
al verschillende geldinzamelacties gehouden om op Lesbos écht wat voor de
vluchtelingen te kunnen betekenen. Met maar liefst €13.000,- vertrok de groep
naar het Griekse eiland, waar ze ontzettend schrokken. “Het is er
verschrikkelijk”, vertellen Martje Postma en Hilda de Vries. “Het is vies, de
mensen hebben er weinig en als je hoort wat sommigen hebben meegemaakt…. Dat
gun je écht niemand”.
Voor De Vries was het de eerste keer dat ze naar Lesbos vertrok om vluchtelingenwerk
te doen. Postma was al eens eerder geweest en wilde graag nogmaals terugkeren
om iets voor de vluchtelingen te kunnen betekenen. “In de zomer van 2018 ben ik
er met drie anderen geweest”, vertelt Postma. “Hier moest ik eerst even van
bijkomen, want het was ontzettend heftig. Er komt daar zoveel op je af”. Toen
de inwoner van Oldekerk er vlak voor Kerst 2018 achter kwam dat de winter te
vroeg was gekomen op het Griekse eiland, besloot ze dat ze graag nogmaals terug
wilde. “Via Facebook zag ik dat de vluchtelingen op slippers liepen, terwijl
wij hier in prachtige winterkleding in de kerk zaten”, gaat Postma verder. “Ik
werd hier gewoon misselijk van en nam het besluit om in oktober 2019 nogmaals
naar Lesbos te gaan”. Dit jaar vertrok Postma, net als in 2018, met de
Stichting ‘Because we Carry’. Maar waar ze vorig jaar met een grotere groep
meegingen, had Postma dit jaar zelf een groep verzameld met verschillende dames
uit het Westerkwartier. Eén van deze dames was dus De Vries, die zelf eerst
even twijfelde of ze wel mee wilde. “Ik was bang dat het voor mij allemaal
teveel zou worden”, laat de inwoner van Niekerk weten. “Zoveel ongelukkige en
ontheemde mensen samen. Dat heeft mij in het begin weerhouden om mee te gaan.
Echter was ik ook toe aan uitdaging, waardoor ik uiteindelijk toch de keuze heb
gemaakt om wel mee te gaan. En daar heb ik absoluut geen spijt van”.
Op Lesbos hielpen de dames met name in het kamp Kara Tepe, het op één na
grootste vluchtelingenkamp van het eiland. Een paar keer maakten een aantal
dames uit de groep ook een uitstapje naar het grootste vluchtelingenkamp,
Moria. “Dat is echt het Ter Apel van Nederland zeg maar”, legt Postma uit.
“Maar wij waren vooral actief in Kara Tepe, waar met name de kwetsbare mensen
zitten. Denk hierbij aan 65-plussers, één-ouder-gezinnen, kinderen en
getraumatiseerde vluchtelingen”. Al bij aankomst schrokken de dames zich een
hoedje. Ze hadden een beetje een idee wat ze konden verwachten, maar om het met
eigen ogen te zien is toch altijd wat erger. “Het is echt net een
concentratiekamp”, laat De Vries weten. “De vluchtelingen leven in ISO-boxen,
die eigenlijk te klein zijn voor het aantal mensen die erin wonen. Het kamp
wordt omringd door hoge hekken met prikkeldraad en vele militairen. Daarnaast
is de hygiëne ontzettend slecht. De toiletten -in hoeverre je het een toilet
kunt noemen- zijn heel vies en op sommige plekken zijn zelfs geen wc’s.
Hierdoor doet men hun behoefte naast de ISO-box, waardoor het echt smerig is.
Vrouwen bevallen daar ook letterlijk in hun eigen shit”.
Ondanks de ellende die er in de vluchtelingenkampen is, proberen de ‘bewoners’
hun leventje voort te zetten voor zolang nodig is. De één blijft er slechts een
paar weken, de ander zelfs twee jaar. “Het kamp is eigenlijk een soort klein
dorpje”, vertelt Postma. “Vluchtelingen helpen mee om het kamp draaiende te
houden. Zo werken er vluchtelingen als kapper, fietsreparateur en is er een
soort van schoonheidssalon, waar vrouwen kunnen ontspannen. Ook wordt er door
vluchtelingen zelf muziekles gegeven en helpen ze mee met
distributiewerkzaamheden”. De hierboven beschreven werkzaamheden worden vooral
ingezet om de vluchtelingen ‘iets te doen te geven’. Hierdoor denken ze weinig
aan de opgelopen trauma’s, de slechte leefomstandigheden en de honger. Want ook
eten is er niet in overvloed. “De bewoners krijgen wel dagelijks eten, maar dat
is niet heel veel”, legt De Vries uit. “Er zijn gewoon teveel vluchtelingen als
je kijkt naar hoe groot het kamp is en hoeveel vrijwilligers er zijn. De
hulporganisaties die er zijn kunnen het werk niet aan en er is weinig hulp van
Europa. Op Kara Tepe is het dan nog relatief goed. Op Moria worden mensen echt
aan hun lot overgelaten. Hier zijn ruim 13.000 vluchtelingen, terwijl er
slechts plaats is voor 3.000. De vluchtelingen slapen hier in te kleine tenten
en staan in de rij voor eten. Iets wat vele mensen in Nederland zich niet
kunnen voorstellen”.
De groep dames uit het Westerkwartier verbleef in totaal één week op Lesbos,
waar ze vele indrukken hebben opgedaan. “Het is heel moeilijk uit te leggen aan
mensen die er nooit geweest zijn”, vertelt Postma. “Het is er zo onmenselijk.
De leefomstandigheden zijn zo slecht en de mensen zijn er zo dankbaar met zo
weinig”. De Vries vult aan: “Vluchtelingen die de oversteek maken, hebben vaak
een goede baan achter zich gelaten en zijn gevlucht voor oorlog. Ze hebben hun
eigen leventje noodgedwongen achter zich gelaten en komen dan in zo’n slecht
kamp terecht, waar men met man en macht probeert om voor de vluchtelingen te
zorgen. De vluchtelingen die op Lesbos aankomen hebben bijna niks en hebben
tijdens hun reis bovendien verschrikkelijke dingen meegemaakt. Sommigen hebben
letterlijk de dood in de ogen gekeken tijdens de boottocht. Het is
verschrikkelijk om daarover na te denken”.
Eenmaal in Nederland pakken de dames hun dagelijkse werkzaamheden weer op.
Allen moeten ze hetgeen ze hebben gezien verwerken. “We hebben zoveel indrukken
opgedaan en het is soms moeilijk om daarover te praten”, vertelt Postma. “Het
verschil met Nederland is zo ontzettend groot. Je wilt zo graag structureel
helpen, maar dat is voor ons onmogelijk. De landen zelf moeten eerst op orde,
voordat alle vluchtelingen geholpen kunnen worden. En bovendien: zolang
groeperingen zoals de Islamitische Staat bestaan, komt er denk ik nooit een
einde aan”. Zowel De Vries als Postma willen graag nogmaals naar Lesbos toe om
mensen te helpen. “Zolang er vluchtelingen zijn, wil ik sowieso weer terug”,
laat De Vries weten. “Toen we weggingen, had ik het ook heel moeilijk. Ik stond
echt te huilen, want je wil zo graag helpen. Voor mijn gevoel liet ik iedereen
achter. Als je daar eenmaal bent, komt alles zo dichtbij. In Nederland heb je
er geen gezicht bij, dus voel je je niet echt betrokken. Ik denk dat het voor
iedereen goed is om daar een keer heen te gaan. Bij terugkomst zie je dan wat
je hebt en weet ik zeker dat men zich ontzettend dankbaar voelt”.