‘Dat moment dat ze uitvliegen, dat is met geen geld te betalen’

|
| Foto: |
voorpagina friesland

Jubilerende vogelopvang blikt terug op hoogte- en dieptepunten

MODDERGAT – De Fugelpits in Moddergat bestaat dit jaar 35 jaar. In de vogelopvang worden al die tijd vogels verzorgd die gewond zijn of door rampen op zee besmeurd zijn met olie. Daarnaast worden er ook andere dieren opgevangen. Sinds een tijdje heeft de vogelopvang een vergunning om alle in het wild levende dieren te mogen opvangen. Zo worden er ook egels, reejongen en vleermuizen opgevangen.
Onlangs vierde Gaatske Wiersma haar zestigste verjaardag. Ze is er nog beduusd van, als we het er over hebben. ‘Ik wist natuurlijk wel dat er iets ging gebeuren, maar wat wist ik niet precies. Ik had nooit gedacht dat er zoveel mensen langs zouden komen!’ Vrijwilligers van de Fugelpits en familieleden hadden een surprisefeestje voor haar georganiseerd. Ook Omrop Fryslân was aanwezig, evenals Frans Anders en Lytse Frans, bekend van Man Bijt Hond.
‘Het was een goede manier om ook weer aandacht te vragen voor het werk wat we doen. Financieel is het een moeilijke tijd. Je merkt dat het crisis is, mensen houden de hand meer op de knip en we merken dat we donateurs verliezen doordat mensen verhuizen of komen te overlijden. Dat gat moet wel weer opgevuld worden’, vertelt Gaatske.
De Fugelpits werd vijfendertig jaar geleden door de ouders van Gaatske opgestart. ‘Mijn ouders woonden destijds bij Ezumazijl, in de oude Wetterskipswoning. Op een gegeven moment zagen zij vier ooievaars in het weiland voor hun huis. Ze belden de heer Bruinenberg, die destijds een natuurrubriek in de krant had. Bruinenberg was al onderweg, maar natuurlijk waren de ooievaars al gevlogen. Bruinenberg kwam toch op visite, en riep meteen: ‘Wat hebben jullie hier een ruimte, hier zouden jullie wel een vogelopvang kunnen beginnen’. Mijn vader werkte destijds niet meer, en vond het een prachtig idee. Zo kreeg hij weer zin in het leven. Meteen dat jaar was er een hele strenge winter, waardoor er veel vogels opgevangen konden worden. Niet veel later was er bij Denemarken een grote olieramp op zee. De vogels die daar aanspoelden werden door jagers pardoes doodgeschoten. Mijn vader was daar zo kwaad over, hij zei: ‘Als mensen ellende hebben veroorzaakt, moeten mensen dat ook weer oplossen.’ Vanaf dat moment wilde hij zich bezighouden met besmeurde vogels. Maar hoe behandel je eigenlijk zo’n vogel? Daar wisten we op dat moment nog niets vanaf.’
Dat er in die tijd nog weinig bekend was over het verzorgen van besmeurde vogels was volgens Gaatske te wijten aan het feit dát besmeurde vogels nooit verzorgd werden. ‘Die werden dus doodgeschoten, of aan hun lot overgelaten. ‘Er was niets bekend op dat gebied. We zijn door schade en schande wijs geworden. In het begin zetten we de vogels wel in teiltjes bij de kachel, nu zouden we zoiets nooit meer doen.’
In 1987 vond er een grote olieramp plaats op de Waddenzee. ‘Toen kregen we wel vijfhonderd eidereenden binnen. Inmiddels bestonden we bijna negen jaar, maar hadden we nog nooit een vogel weer uit kunnen zetten. Dit keer kregen we het wel voor elkaar. In 1988 gingen we naar Terschelling om vijftig van deze vogels uit te zetten. Dezelfde middag nog konden we daarvan al weer een aantal vogels mee terug nemen. We hadden blijkbaar toch iets niet goed gedaan. De maandag daarop noemen we nog altijd ‘depriday’. We zagen het niet meer zitten. Al dat werk, al die energie, uiteindelijk voor niets. We zaten met z’n allen voor ons uit te staren bij de keukentafel. Totdat ik een meeuw zag met een stuk plastic om z’n hoofd. Die hebben we toen gevangen, verzorgd en uiteindelijk weer losgelaten. Toen hadden we er weer plezier in. En dat is door de jaren heen altijd zo geweest, als het echt tegenzit maakten we wel weer iets vrolijkers mee, waardoor je uiteindelijk wel weer door wilde zetten.’
In 1987 nam Gaatske samen met haar man Sape de Fugelpits over en verhuisde de opvang naar Anjum. Hier hadden ze mooie wasbakken, wat al een hele vooruitgang was ten opzichte van de houten teilen in Ezumazijl. ‘Al die jaren hadden we op het gebied van besmeurde vogels nog niet zoveel vooruitgang geboekt dat we deze vogels ook echt weer konden uitzetten. Tot aan het wassen ging het vaak goed, maar na het wassen gingen de vogels vaak dood,’ vertelt Gaatske. In 1989 kreeg de Fugelpits bezoek van Franse collega’s die bezig waren met het ontwikkelen van een vogelwasmachine. ‘Wij lachten hen eigenlijk een beetje uit. Wie doet er nou een vogel in een wasmachine?’ In 1994 kregen Sape en Gaatske echter een brief uit Frankrijk met de mededeling dat de wasmachine klaar was, met de vraag of deze in Anjum getest kon worden om de kinderziektes er uit te halen. Niet veel later, in 1995, was er weer een olieramp op zee. ‘In dat jaar kregen we 1068 besmeurde vogels binnen. Toen konden we de wasmachine testen, en dat ging wonderbaarlijk goed. De vogels bleven allemaal leven, en daardoor kregen we een nieuw probleem. Want waar moesten we met 1068 vogels naartoe?’ Alsof dat niet het enige was, kreeg de pers lucht van de machine, en stond binnen no-time heel Anjum op z’n kop. De Partij voor de Dieren bestond nog niet, maar er werden wel Kamervragen gesteld over de vogelwasmachine. Door de Rijksuniversiteit Utrecht werd vervolgens onderzoek gedaan naar de effecten van de machine op het stresslevel van de vogels. Wat bleek? Vogels die met de hand gewassen werden hadden daar meer dan 48 uur later nog stress van, en vogels die in de machine werden gewassen, hadden nagenoeg geen last van stress. De vogelwasmachine mocht blijven.
In Anjum werd de opvang veel te klein. Jarenlang zochten Sape en Gaatske om een nieuwe plek, die ze uiteindelijk vonden net buiten Moddergat. In 2004 verhuisde de opvang. ‘Hier hoeven we niet meer weg, hier is genoeg ruimte.’
Door de jaren heen maakte Gaatske van alles mee. Hoogte- en dieptepunten. ‘Het absolute dieptepunt was in 1988. Toen kregen we allemaal vogels die onder de nonylfenol zaten. Bij Terschelling spoelden de eerste vogels aan. Wat een rotzooi was dat, het was net behangplaksel. We hebben alles geprobeerd om de vogels te redden, maar alle vogels zijn doodgegaan, en ze hebben een afschuwelijke dood gehad. Mochten we ooit vaker dit soort problemen tegenkomen dan proberen we ze niet weer te redden. Het kan niet, en de dieren krijgen er een verschrikkelijke dood door. Ook hebben we eens vogels binnengekregen die waarschijnlijk parafine binnen hadden gekregen. ’s Avonds toen we ze binnen kregen dachten we nog: ‘Daar mankeert niks aan, ze zien er gezond uit.’ Maar kwam je ’s ochtends weer dan was er alleen nog maar een velletje over. Dat spul vrat de dieren van binnenuit aan. Afschuwelijk.’ Omdat het altijd pionieren was maakten ook Sape en Gaatske wel eens wat mee. ‘Tegenwoordig trek je beschermende kleding aan, dat deden we vroeger nog niet. Daardoor hebben we zelf ook wel eens ademhalingsproblemen gehad.’
Maar hoogtepunten zijn er ook genoeg geweest. ‘Als de vogels weer uitvliegen, dat is het allermooiste. Daar doe je het voor, dan ben ik helemaal gelukkig, dat is met geen geld te betalen!’  
Vanwege het jubileum zijn er het hele jaar door evenementen rondom de Fugelpits. Afgelopen weekend was natuurmarkt, vanaf 5 mei is er een foto-expositie met foto’s gemaakt door jeugd en op 28 juni is er de Fugelpitsfair. Kijk voor meer evenementen op www.fugelpits.nl.

|

UIT DE KRANT