De kerk van Lutjegast en haar grafkelder

Afbeelding
voorpagina groningen

LUTJEGAST – Het dorp Lutjegast had vroeger een bijzondere kerk met een zadeldaktoren of beter gezegd torentje, want zo ver stak die ook weer niet boven de kerk uit. Deze oude kerk is in 1877 vervangen door de huidige kerk naar ontwerp van A Schotanus, architect te Zuidhorn. Aannemer Joh. Pijnakker uit Kollum was de bouwer. “Veel wordt gespeculeerd over het verdwijnen van de oude kerk”, vertelt Hendrik Oudman, historicus en woonachtig in Zuidhorn. “De kerk zou afgebrand zijn, maar daar heb ik mijn vader nooit over gehoord. Zijn vader, mijn opa, heeft als 8-jarige de bouw van de kerk bewust meegemaakt. Als ik mij goed herinner, kon hij vanuit de toren in aanbouw de stadsplaatsen bij Lauwerzijl zien. Die werden toen ook gebouwd”.

Volgens Oudman kan de kerk niet afgebrand zijn, want de preekstoel en het herengestoelte uit het begin van de 18e eeuw staan nu in de huidige kerk. “Krijg die er maar eens uit met een felle brand”, aldus Oudman. “In de krant werd er destijds ook niet over geschreven.


Een grote brand kon het dus niet geweest zijn. Dat doet mij denken aan die vrouw die een ander huis wilde, omdat de kachel kapot was. Dat kan natuurlijk, maar lijkt niet erg logisch en zo royaal zat de kerkgemeente ook niet bij kas”. Volgens de historicus moest er daarom een andere reden zijn. En die ligt op het kerkhof. “Jaarlijks moesten de kerkvoogden aan het College van Toezicht op de kerkelijke administratie der Hervormde Gemeente in de provincie Groningen rapporteren of de inkomsten voldoende waren voor het jaarlijks onderhoud. Vanaf 1842 berichtten de kerkvoogden als extra informatie dat er groot onderhoud aan zat te komen. De zolder van de kerk was in slechte staat. Geld daarvoor had men niet. Daar zat men in Groningen niet op te wachten en werd ook niet meegenomen in het provinciaal overzicht. Kortom: geen actie”, aldus Oudman.

Maar later, op 2 mei 1872, gebeurde er iets noodlottigs. Op die dag kroop de dertienjarige Jan Hazenberg via een raam in de kerk op zoek naar spreeuweneieren. “En dat werd hem fataal”, gaat Oudman verder. “Hij zakte door de zolder en was volgens een krantenbericht ‘meteen een lijk’. Op slag dood dus”. Hazenberg werd begraven op het kerkhof van Lutjegast. Zijn grafzerk staat pal aan het pad aan de oostkant van de kerk. “Dat ongeluk had natuurlijk een geweldige impact in het dorp. En voor zover die oude donkere kerk op enige sympathie kon rekenen, vanaf toen natuurlijk helemaal niet meer. Bovendien was het de tijd dat Lutjegast ging voor nieuw getuige: de in 1873 gebouwde school”.


In april 1875 kwam P. Zuidema vervolgens als predikant naar Lutjegast en hij pakte de zaak energiek aan. Financieel werd het nodige geregeld, zowel voor de predikant als voor de kerk. Op 29 december 1876 vond de aanbesteding plaats en binnen een jaar, op 18 november 1877, vond de feestelijke inwijding van de Torenkerk plaats. “De nieuwe kerk was toen al kleiner dan de oude”, vertelt Oudman. “Materialen werden hergebruikt en in de toren zitten oude stenen. Het lijkt verdacht veel op een stuk oude muur, maar dat is het niet. Volgens oud-timmerman P. Poelman (Lutjegast) gaat het om stuukwerk. Men gebruikte afgebikte stenen voor het metselen van een nieuwe muur. In het portaal van de kerk liggen versneden oude zerken en de smalle rode altaarsteen met zijn kruisjes. Dat spaarde plavuizen uit”.

De grafkelder van Prott
De verbouwing van de kerk in Lutjegast, had ook gevolgen voor de grafkelder van Prott, de verdediger van Bourtange (1672). Die kwam namelijk buiten de kerk te liggen. “Deze is te herkennen als verhoging op het oostelijk deel van het kerkhof”, laat de historicus weten. “Ook in de oude kerk moet deze grafkelder half boven de vloer hebben uitgestoken. Dat kwam vaker voor. Dat deed men namelijk om de kelder droog te houden”. Grafkelders wekken bij velen altijd nieuwsgierigheid op. Dat was destijds ook al het geval. “Mijn opa vertelde dat de timmerlui mensen lieten kijken tegen een kleine vergoeding”, lacht Oudman. “Het kerkbestuur stak daar vervolgens op verschillende manieren een stokje voor”. In de grafkelder van Prott lag, naast Prott zelf, eveneens zijn vrouw. Daarnaast werd de grafkelder gevuld door de Hertoghes van Rikkerda. “Mogelijk zijn ook nog latere verwanten van hun, zoals de laatste bewoner van Rikkerda: Hemmo Hylco Nauta, erbij geplaatst, maar dat blijft gissen. De grafkelder ligt op de plaats waar men vroeger de priesters begroef; aan de uiterste oostkant in de kerk. Gaat men de grafkelder opgraven, dan moet men rekening houden met restanten van de oude kerkmuur”.

In de kerk zou een lange gang lopen van onder de preekstoel of ouderlingenbank naar de grafkelder. Bij andere grafkelders is er volgens Oudman een kortere (toe)gang, eigenlijk een trap afgedekt met een mooie steen. In de kerk van Lutjegast is dat de steen die nu onder de preekstoel ligt. “Oorspronkelijk zou die dus op een ander plek hebben gelegen en bovendien niet in de breedte zoals nu maar in de lengte. Bij de oude kerk was een lange gang niet nodig en bij de nieuwe al helemaal niet. De inmiddels verre verwanten van de Hertoghes zullen de grafkelder niet meer gebruikt hebben. De krappe begroting van de architect voor afbraak en bouw rept met geen woord over de grafkelder. Dichtmetselen lijkt dan in 1877 meer voor de hand te liggen. Toegang exit, zand er over”, besluit Oudman.

UIT DE KRANT

Lees ook