Fanatieke Lutjegaster loopt avondvierdaage voor de 100e keer

|
| Foto: |
voorpagina groningen

LUTJEGAST – In 1960 liep hij voor de eerste keer de avondvierdaagse met een kameraadje van een andere school. Dat is ‘m schijnbaar zó goed bevallen, dat Johan de Koning uit Lutjegast nu, 56 jaar later, voor de 100e keer de avondvierdaagse loopt. Voor de honderdste keer! Al meer dan 10.000 kilometer heeft hij erop zitten en nog steeds gaat hij vol goede moed door. Op naar de 150? “Dat is natuurlijk wel de volgende stap”, lacht hij.

Vorige week liep de 66-jarige Lutjegaster de avondvierdaagse in Ulrum en Zoutkamp en op vrijdag sloot hij de week af met 10 kilometer in Niekerk, waar hij door de Sportvereniging Niekerk Oldekerk gehuldigd werd. Want 100 keer de avondvierdaagse lopen doe je niet zomaar eventjes. Da’s gewoon een staaltje topprestatie. Grote vraag blijft; hoe? “Ik loop er ongeveer vijf tot acht per jaar”, legt De Koning uit. “Soms iets minder. En ik heb ook wel eens jaren niet gelopen. Maar voor ik het wist zat ik al op de 100”, lacht hij. “De planning was eigenlijk om dat volgend jaar te halen. Ik heb de avondvierdaagse van Norg bijvoorbeeld drie weken geleden gelopen en die van Groningen twee weken geleden. Vorige week dus die van Ulrum en er staan er nog drie op het programma. Dus dit jaar kom ik uiteindelijk zelfs uit op 103. En ik tel alleen de avondvierdaagsen die ik loop mee van vier dagen en minimaal 10 kilometer per avond. Dus de keren dat ik de vijf kilometer mee ben gelopen met mijn kleinzoon bijvoorbeeld tel ik niet mee.”

Wel wordt het steeds lastiger, vertelt hij. “De weken kruipen in elkaar”, vertelt terwijl hij een wijds gebaar met zijn handen maakt. “Voorheen was de avondvierdaagse van Zevenhuizen in augustus en die van Ulrum in mei. Maar nu is zo’n beetje alles rond dezelfde tijd.” Zijn handen gaan steeds dichter naar elkaar toe, om duidelijk te maken dat er dan steeds minder ruimte en tijd is om meerdere avondvierdaagsen te lopen. “Komt ook vooral door de bond (Koninklijke Wandel Bond Nederland, red.) hoor, die willen het allemaal zoveel mogelijk rond dezelfde tijd.”

De Koninklijke Wandel Bond Nederland organiseert de officiële avondvierdaagse dit jaar voor de 74e keer, wat betekent dat De Koning zijn officiële 74e speldje krijgt. “Je kan niet over het aantal jaren van de bond heen namelijk”, legt hij uit. “Ik kan geen 100 speldjes hebben terwijl de bond het pas 74 jaar organiseert”, lacht hij. “Maar ik ben ermee bezig, misschien kan het op den duur wel. Want feit is wel dat ik er inmiddels al 100 op heb zitten.”

In 1984 is De Koning echt begonnen met tellen. “Toen had ik er in totaal al 13 gelopen, maar daar heb ik toen nooit een speldje of medaille voor aangevraagd. Het begon eigenlijk toen ik een keer in Groningen meeliep en aan die avondvierdaagse een man van 48 jaar meedeed die voor de 40e keer een avondvierdaagse liep. Die liep er ook zo’n 8 of 9 per jaar door het hele land. Door hem ben ik eigenlijk op het idee gekomen om er ook gewoon zoveel mogelijk te lopen.”

Het lopen is hem met de paplepel ingegoten, vertelt hij. “Mijn moeder mocht graag wandelen en ik kom uit een groot gezin, dus de meest makkelijke manier om ergens te komen was lopend. Ze was ook nog eens juf, dus wel hebben allemaal goed leren lopen”, lacht hij. “Voeten optillen, niet sloffen. Als je goed leert lopen, heb je er je hele leven profijt van. En van lopen worden je benen een stuk sterker. Wat ik het mooiste vind aan de avondvierdaagse?”, herhaalt hij de lachend vraag. “Je komt langs plekken waar je anders niet komt.”

Toch heeft De Koning ook een tijd geen avondvierdaagsen kunnen lopen. Niet omdat hij niet wilde, maar omdat hij belemmerd werd door ziekte. “Iedere gek kan door z’n grens gaan”, vertelt hij serieus. “Dat heb ik ook zeker gemerkt. In 1993 werd kanker bij mij gediagnosticeerd. Een hele zware vorm. De dokter vertelde mij op maandag dat ik hoogstens nog drie maanden te leven had, maar zo simpel zou ik het bijltje er niet bij neer gooien. De artsen geloofden er niet meer in”, vertelt De Koning. “Na overleg en bekijken van mogelijkheden, vertelde de dokter dat een operatie een optie zou zijn, maar dat de kans nihil was dat ik daardoor kankervrij zou worden en zou kunnen overleven. Ik heb toen gezegd: ik weet liever direct waar ik aan toe ben, dan dat ik ga zitten wachten tot ik doodga. De artsen vertelden mij toen dat ik met zo’n instelling de kansen voor mezelf groter maakte en dat ze het, door mijn motivatie, wel met mij aandurfden. De volgende dag ging ik direct onder het mes. Het lukte. Na zes jaar in de lappenmand te hebben gezeten, ben ik nu kankervrij. Zo zie je maar weer dat je instelling heel bepalend kan zijn”, vertelt hij optimistisch. “Op een gegeven moment, tijdens de ziekteperiode, heb ik gezegd: ik moet weer gaan lopen. Ik zat toen nog midden in de periode van bestralingen. Dan ging ik ’s ochtends met de bus en de trein naar het ziekenhuis om bestraald te worden, om vervolgens ’s avonds gewoon de avondvierdaagse te lopen. Dan kwam ik thuis en viel ik als een blok in slaap. Het is zelfs een keer zo erg geweest dat ik me van de hele route niks kon herinneren. Ze vroegen na die avond aan mij hoe ik de nieuwe route vond. Ik kon me niks herinneren, van de hele route niet.” Hij begint te lachen bij de gedachte aan die herinnering. “Sommige mensen hebben toen zelfs aan het bestuur gevraagd of ik überhaupt wel mocht lopen, want ik liep er als een zombie bij”, vertelt hij lachend.

Hij staat op. “Wacht even, ik ben zo terug.” Ongeveer een minuut later komt hij teruggelopen met een lange, zwarte jas, vol met medailles en speldjes. “Sommige avondvierdaagsen die ik loop vinden het leuk als je verkleed komt”, legt hij uit. “Er is mij een keer gevraagd of ik niet alle medailles op wilde doen. Allemaal? heb ik toen gevraagd. Ja, ik moest ze allemaal op. Dat heb ik toen gedaan, en toen was er iemand die zei: Je lijkt Jan Roos wel, met al die medailles! Dat bracht me op een idee en vervolgens heb ik net zo’n jas en hoed als hem gekocht”, lacht hij. Enthousiast gaat hij de medailles één voor één bij langs. “Dit was voor de eerste keer, en deze voor de tiende…” Tientallen speldjes en een kleurrijk geheel aan lintjes en medailles later pakt De Koning zijn wandelboekje, het ‘Wandelkilometerboekje’, erbij, waar per avondvierdaagse aantekeningen van hem staan en het aantal kilometers wat hij gelopen heeft.

Op de ‘Jan Roos’-jas zitten ook een drietal speldjes met de cijfers 1000, 5000 en 10.000 erop. Wat betekent dat? “Dat zijn het aantal kilometers wat ik in totaal gelopen heb”, vertelt hij trots.

De Koning loopt weer naar binnen en komt vervolgens weer naar buiten met een drietal doosjes. “Kijk”, gaat hij verder, “dit zijn alle medailles die ik verder nog heb.” Hij pakt een zakje, een klein doosje en een groter doosje uit de stapel en legt ze naast elkaar op tafel. “Ik heb de Elfstedentocht gefietst, geschaatst én gewandeld”, vertelt hij trots. “Gefietst heb ik ‘m zelfs 16 keer. Ik denk dat er niet veel mensen zijn die dat kunnen zeggen. Het gaat ook gewoon om de lol van het beleven. Ik ga niet als een gek trainen. Het moet wel leuk blijven. Hoelang ik nog door wil gaan? Zolang als ik het kan. Zoals ik al zei: iedere gek kan door zijn grens gaan.”

|

UIT DE KRANT