“Gewaardeerd door de bevolking, intern vechten voor waardering”

Afbeelding
voorpagina groningen

Buurtagent Onno Beukema na 47 jaar met pensioen


GROOTEGAST – Na een dienstverband van bijna 47 jaar heeft buurtagent Onno Beukema (65) zijn politiepet met ingang van 1 oktober 2021 aan de wilgen gehangen. Beukema ging in januari 1975 naar het pas geopende opleidingsinstituut van de toenmalige Rijkspolitie in Harlingen en werd een jaar later geplaatst op de post Oude Pekela in het district Groningen. In 1986 verkaste hij naar het Westerkwartier, waar Opende zijn volgende standplaats werd. In het kader van verschillende reorganisaties veranderde hij ook daarna nog enkele keren van functie en standplaats. Wel bleef het Westerkwartier altijd zijn werkgebied. In de laatste jaren voor zijn pensioen was hij buurtagent in Zoutkamp en omliggende dorpen in de voormalige gemeente De Marne. Beukema blikt voor een interview met de Streekkrant terug op zijn loopbaan bij de politie.

Beukema werd geboren in Midwolde en volgde na de lagere school de HAVO in Leek. In het examenjaar meldde hij zich voor een baan bij de Rijkspolitie. Na goedkeuring en een éénjarige opleiding kwam hij in de rang van wachtmeester der Rijkspolitie terecht in Oude Pekela, waar hij zich na de vooral op wetskennis gerichte opleiding, het vak van politieman ook in de praktijk eigen maakte. Over die beginjaren vertelt hij als volgt: “Ik heb daar een prachtige tijd gehad met een hechte groep collega’s. De bevolking van de Pekela’s neemt doorgaans geen blad voor de mond, is heel direct en wil ook zo behandeld worden. Ze zijn puur en eerlijk en daar zetten we als politie destijds dezelfde benadering tegenover. Duidelijk zijn, grenzen stellen en doorpakken. Weten wanneer je boven de bevolking moest gaan staan en wanneer ertussen. Diezelfde uitgangspunten golden ook bij de Mobiele Eenheid (ME), waar ik 28 jaar lang deel van uitmaakte, waarvan enige tijd als groepscommandant. We werden in heel Nederland ingezet, wanneer er sprake was van ernstige verstoringen van de openbare of dreiging daarvan. Het was een geweldig om mee te maken en ook die periode heeft mij als politieagent gevormd”.

Na Pekela kwam Beukema als rayoncommandant terecht in Opende. Een andere bevolking dan in Pekela, maar toch ook een bevolking welke een duidelijke en directe benadering vroeg. Beukema vertelt verder: “Om rayoncommandant te worden, was het behalen van het B-diploma een voorwaarde en dat vereiste zeer veel studie. Je moest zo ongeveer alle wetten uit je hoofd leren om voldoende parate kennis te hebben. Helaas brak vervolgens de periode van veranderingen aan. Rijks- en gemeentepolitie werden samengevoegd en omgevormd tot de Regiopolitie. Leidinggevenden kregen het vooral druk met elkaar en met het zichzelf profileren en er begon door de schaalvergroting een kloof te ontstaan tussen de leiding en de werkvloer. Dit had een negatieve invloed op het dagelijkse werk. Er ging veel kennis verloren en we raakten het contact met de bevolking kwijt. Op enig moment kwam het besef dat het contact met en daarmee ook het vertrouwen van de bevolking in de politie, hersteld moest worden. De buurtagent werd geboren en die functie heb ik vervolgens vanuit verschillende bureaus uitgeoefend. Eerst in Grootegast, later in Leek en tenslotte in Zuidhorn. In mijn functie als buurtagent heb ik altijd binnen de mogelijkheden geprobeerd om het contact met de burgers zo goed mogelijk vorm en inhoud te geven. Dat viel zeker in het begin niet mee, omdat de werkgebieden van een buurtagent bijzonder groot waren. Ik heb regelmatig het gevoel gehad, dat we als politie de bevolking wat in de steek lieten. Leidinggevenden maakten allerlei plannen en veel van hen waren vooral met de eigen carrière bezig. Zoals gezegd, probeerde ik er binnen de mogelijkheden zoveel mogelijk voor de burger te zijn. Dit werd, waar ik ook werkte door de bevolking gewaardeerd, maar intern moest ik bijna vechten om waardering te krijgen. Ik nam daarbij stelling tegen leidinggevenden en dat werd me niet in dank afgenomen. Een actie van mij aan het adres van de toenmalige Korpschef van de Regiopolitie Groningen is daarbij zeer bepalend geweest. Ik kreeg van hem op mijn huisadres voor mijn verjaardag een felicitatie per post. Dat was toen de mode en op die manier wilde men aantonen dat men oog had voor het personeel. De kaart was niet van een postzegel voorzien, dus ik moest strafporto betalen. Ik heb vervolgens de kaart met begeleidend schrijven aan de betreffende korpschef teruggestuurd. Dit viel helemaal verkeerd en werd kennelijk gezien als een vorm van muiterij tegen de hogere legerleiding. Vanaf dat moment werd ik voor mijn gevoel door de leiding gezocht. Kennelijk deden leidinggevenden het goed, als ze mij een toontje lager lieten zingen. Ik bleef echter wie ik was, leverde kritiek en tegengas als ik het ergens niet mee eens was en heb mij dus niet altijd meegaand en onderdanig opgesteld. Dit heeft onder meer geleid tot een gedwongen overplaatsing van het bureau Leek naar het bureau Zuidhorn. Na mij volgden nog drie anderen voor wat betreft een gedwongen vertrek uit Leek. Wij werden gezien als medewerkers die het gezag van de leiding ondermijnden. Vervolgens werd alsnog de leiding uit Leek weggestuurd en vervangen. In mijn ogen toonde dat wel aan dat eerst anderen, waaronder ikzelf  ten onrechte als zondebok waren aangewezen. Opvallend genoeg ben ik nooit aangesproken op de manier waarop ik mijn werk uitvoerde. In Zuidhorn werd ik op voordracht van een directe collega zelfs bewust beloond. Ik was toen buurtagent in de gemeente de Marne, samen met collega Martin Donkerbroek. Samen met hem heb ik daar zeer plezierig kunnen en mogen werken. Het heeft ons respect en waardering van de bevolking gebracht, iets wat we intern juist zo hebben gemist. Het feit dat je een politie-uniform draagt, maakt niet dat je beter bent dan een burger of boven de burger verheven bent. Ik kijk met trots en voldoening op mijn werk als politieman terug. Het politiewerk is prachtig om te doen, over de politie als organisatie ben ik niet positief. Bij de politie van nu zijn de cijfers leidend en staat de leiding vaak te ver af van de dagelijkse praktijk. Landelijk is er nu opnieuw bepaald dat de politie beter zichtbaar moet zijn in de wijk om te voorkomen, dat jongeren ontsporen en terecht komen in de georganiseerde criminaliteit. De geschiedenis blijft zich wat dat betreft herhalen. Kennelijk heb ik het in al die jaren zo slecht nog niet gedaan. Ik was altijd zichtbaar in de wijk en in contact met de burger. Ik hielp ze waar ik kon en pakte ze aan als de situatie daarom vroeg. Mijn politiepet hangt nu in de wilgen. Mijn vrije tijd vul ik in als vrachtwagenchauffeur. Zelf het stuur in handen en met een duidelijk doel voor ogen waar ik naar toe moet. Daar geniet ik enorm van”.

UIT DE KRANT

Lees ook