Grafpoëzie bij Doarpstsjerke van Surhuisterveen

|
| Foto: |
kleintje cultuur

SURHUISTERVEEN – Wie richting de ingang van de Doarpstsjerke loopt, ziet aan zijn rechterhand tientallen historische grafzerken opdoemen. Zware, donkergrijze vormen die scheef hangend uit het gras lijken te verrijzen. De opschriften bevatten een boodschap die de bezoeker van het graf hoop lijkt in te moeten boezemen, maar is tegelijkertijd enigszins raadselachtig. ‘Kijk, zie je dat?,’ wijst de gastheer. ‘Het lijkt haast wel of sommige zerken te klein waren voor het bedoelde opschrift, waardoor de woorden steeds kleiner in de steen gebeiteld zijn en in een boog naar beneden lopen.’


In 1685 is door Pyter de Schepper de eerste steen voor de te bouwen kerk gelegd. Een kerk, die als een bewaker over de begraafplaats lijkt uit te kijken. De gastheer, die de rondleiding verzorgt, vertelt dat de bouw van de kerk in 1687 werd voltooid. In datzelfde jaar ontstond het kerkhof. De zerken uit die tijd zijn versierd met wat we gerust lange opschriften kunnen noemen. ‘Grafpoëzie,’ zegt de gastheer trots.


Een voorbeeld van zo’n poëtisch opschrift (op wat waarschijnlijk een van de eerste zerken is) luidt: ‘AO 1685 den 21 december is in den Heere gerust, den eerbare jonge dochter, Barber Arns en Leit alhier begraven, den jongste van haar vader van een eerlicken stam, den eerste van allegader die op dit kerckhoff kwam.’


Niet alleen gemeenschapsleden die lid van de hervormde kerk waren werden op deze begraafplaats begraven, maar ook wie behoorde tot andere kerkelijke gemeenschappen mocht hier begraven worden. Opvallend is de steen van predikant A. Broos, die nog maar 30 jaar was toen hij in 1864 overleed. ‘Wie zich zo’n grafdicht kon veroorloven heeft waarschijnlijk diep in de buidel moeten tasten, aangezien een uitgebreide tekst behoorlijk kostbaar was,’ vertelt de gastheer. Hij reikt ons een foldertje aan met daarin alle feiten die bekend zijn over de grafpoëzie in Surhuisterveen. Daarin lezen we dat een grafdicht in veel gevallen lijkt te verwijzen naar een emotie, gebeurtenis of iets wat belangrijk was in het leven van de overledene, zoals een bepaald beroep of langdurige ziekte. Een voorbeeld van zo’n opschrift waar de emotie duidelijk uit te herleiden valt, is dat van Albert Klazes Bosma, die pas 16 jaar was toen hij in 1848 overleed. ‘De stengel brak, de bloem viel af en rust hier in het stille graf; O, God! Wie kent u in uw daân, dat hij zoo vroeg moest henengaan.’ Uit de tekst spreekt een zekere wanhoop en machteloosheid van de ouders. Dit is te begrijpen, aangezien zij twee jaar eerder (in 1846) hun andere zoon, Reinder Klazes Bosma, verloren op 21-jarige leeftijd. De ouders van de jongens Bosma moesten in twee jaar tijd twee kinderen naar het graf dragen.


Juist in de provincie Groningen wordt opvallend veel grafsteenpoëzie aangetroffen. In de provincies Drenthe en Friesland is dit met name in de veenkoloniale streken van de provincies. Daaromheen is het beduidend minder. ‘De oorzaak hiervan is niet helemaal duidelijk. Er zijn verschillende speculaties over het hoe en waarom. Het bijzondere aan de opschriften vind ik persoonlijk dat het iets zegt over hoe men destijds omging met leven en dood.’


Er is een zekere rust voelbaar in en rondom de Doarpstjserke. Een rust die meditatief is te noemen. De combinatie van de sobere kerk, de bloemrijke taal op de zerken en de bomen die de begraafplaats omlijsten, bieden de bezoeker een inkijkje in vroeger tijden. Een aanrader voor iedereen die een moment van rust of bezinning zoekt. En wie hier de tijd neemt om stil te staan, ontrafelt wellicht wat over de gebeurtenissen uit de levens van vroegere inwoners van Surhuisterveen.


|

UIT DE KRANT