Horen, zien, maar niet meer zwijgen

||
|| Foto: ||
voorpagina groningen

‘17 februari 1943 werd te Sebaldeburen eenige bommen afgeworpen’

SEBALDEBUREN – Het is zeventig jaar geleden en het is oorlog. Hoewel het leven in het Westerkwartier voor het oog aardig zijn gangetje gaat, is er onderhuids een heleboel gaande. Het lijkt een dag als alle andere, totdat er aan het einde van de dag geen regen maar bommen uit de hemel vallen. Het is 17 maart 1943; afgelopen zondag was het zeventig jaar geleden dat Sebaldeburen gebombardeerd werd. De mensen die het meemaakten weten het nog als de dag van gisteren.

‘Op woensdag 17 februari 1943 te ongeveer 18.30 uur werd te Sebaldeburen in de gemeente Grootegast in de nabijheid van de klapbrug eenige bommen uit een vliegtuig afgeworpen.’ Uit: het officiële gemeenteverslag d.d. 18-2-1943

“Ik vergeet het nooit meer”, vertelt Jan Bos. “Ik weet het ook nog precies”, voegt Jan van Duinen toe. Op initiatief van Bindert Helder zit het gezelschap, wat gecomplementeerd wordt door Pim Renkema, Geert van Duinen en Piet Helder, gezamenlijk rond de tafel in Café Het Haventje te Sebaldeburen. Wie uit het raam kijkt, zie de brug, die op geen enkele manier verraadt wat hij al heeft doorstaan, en het braakliggende land aan de overkant, waar in 1943 de familie Berghuis wonder boven wonder zonder schrammetje uit hun ingestorte huis kroop.

Bindert is iemand die zich wel meer verdiept in de geschiedenis. Zelf zag hij in de oorlog een vliegtuig neerstorten in de Westerhorn en speurde hij uiteindelijk de piloot weer op. Maar hij maakt ook deel uit van de stichting Het Verleden Doen Herleven die onlangs haar tweede boek uitbracht waarin de geschiedenis van de oude gemeente Grijpskerk in beeld komt. “Het is belangrijk dat het allemaal bewaard blijft”, vindt hij. En zo speurend in het verleden, het lijkt een constante in zijn leven, kwam hij ook op het spoor van het bombardement in Sebaldeburen. “Stukje bij beetje komt wat boven en ben ik eens rond gaan vragen. Maar bij het verzetscentrum in Groningen was niks bekend, bij de gemeente was niks bewaard. In het archief van het Waterschap Westerkwartier vond ik uiteindelijk een nota van het herstellen van de brug.” Het is een opsomming van alle werkzaamheden met onder aan de streep het bedrag van 6827,- let wel: guldens.

Zowel Jan Bos als Jan van Duinen en Pim Renkema maakten alle drie het bombardement van dichtbij mee als klein jongetje. De familie Bos woonde destijds naast het café en zat gezellig rond de tafel op het moment dat de bommen uit de hemel vielen. “Het bewoog allemaal, net een aardbeving”, vertelt Jan. “Daarnaast hoorde je een verschrikkelijk gegier, echt angstaanjagend. We wisten dat er wat naar beneden kwam, maar niet wat.” Een moment wat de toen pas twaalfjarige nooit meer zou vergeten. Jan van Duinen was net buiten op het land bezig. “Een gegier en achter elkaar knallen. Nee, het was niet één knal, maar wel vier à vijf.” Dekking zoeken deed de dappere twaalfjarige niet. “’t was toch al gebeurd”, zegt hij nuchter. “Nou wij lagen wel in dekking, hoor”, vertelt Jan Bos. “Plat op de vloer. Pas toen iemand kwam vragen hoe het bij ons was, vroegen we wat er eigenlijk gebeurd was. Dat wisten we nog niet eens.”

Pim Renkema was destijds achttien en woonde op een boerderij op de Kuzemer aan de Oldekerkerkant. Maar ook daar ontging het bombardement de bewoners niet. “We gingen natuurlijk direct heen”, vertelt hij. “Het voornaamste was dat de mensen er goed van afgekomen waren.” En dat was nog even een grote vraag. Naast de brug, die recht omhoog stond, was namelijk ook het huis van de familie Berghuis geraakt. Deze was volledig in elkaar gezakt. “We moeten er heen, want we moeten die mensen eruit halen”, herinnert Jan Bos zich nog. “Het huisje zag er raar uit, alle pannen waren eraf. Opeens was er ook allemaal volk op de been.” Met amper een schram kwam het gezin uiteindelijk onder een tafel vandaan.

Waarom het dorp gebombardeerd is, is nooit boven water gekomen. Bindert legde contact met Engeland en werd ook niet wijzer uit de RAF-rapporten. “Er was alleen nog een algemene lijst met een overzicht van crashes en vluchten op die dag. Daar stond dat er zes Wellingtons gewapend met bommen naar Emden waren gevlogen. Kijk”, hij laat het zinnetje ‘lost: none’ zien, “ze zijn allemaal weer teruggekomen.” Het is nog altijd gissen voor alle betrokkenen. “Als je van Engeland naar Emden vliegt, zou het heel goed kunnen dat je over Sebaldeburen komt. Misschien zijn de vliegtuigen opgemerkt en hebben ze hun lading gedropt, zodat ze sneller waren.” “Het kan natuurlijk ook zijn, dat het vliegtuig problemen had en daarom de lading dropte”, bedenkt Piet zich. Maar er zijn ook andere geruchten. “Na de oorlog hoorde ik dat er hier gebombardeerd was, omdat er hier munitie zou liggen.” Het blijft bij geruchten.

“Spannende tijden, absoluut”, zo kijkt Bindert terug op de oorlogstijd. Hoewel er niet zwaar gevochten is, heeft de oorlog heel veel druk op de mensen gelegd. “Ik weet nog dat mijn vader tijden niet sliep ’s nachts, omdat hij bang was dat ze voor hem kwamen”, vertelt Pim. Een later bombardement, op 1 mei van dat jaar, staat hem ook nog helder voor de geest. “Het waren allemaal brandbommen rond onze boerderij. Wonder boven wonder mankeerde het jongvee wat in het land stond niks en onze boerderij ook niet.” Deze jaren maakten ontzettend veel indruk. “’s Nachts hoorde je het monotone gebrom van vliegtuigen die in de voornacht naar Duitsland vlogen en later weer terug kwamen. Ik dacht altijd: als ze nou per ongeluk op een knopje drukken, dan krijgen wij hier de bommen op de pet”, vertelt Jan Bos.

Allemaal zitten de mannen nog vol verhalen en herinneringen, maar zoals er nu over gepraat wordt, dat konden ze jarenlang niet. “In 1985 deed mijn broer een aanvraag bij de Stichting ’40-’45 voor het aanvullen van het pensioen. Vertegenwoordigers van de Stichting kwamen bij hem langs en hij vertelde over mij en gaf mij als getuige op. Pas toen zijn wij begonnen te praten.” De oorlog spaarde het gezin dan ook niet. “Mijn vader werd opgepakt en overleed nog geen jaar later in een kamp in Duitsland.” Zijn zoon Geert, vult zijn vader af en toe aan tijdens het gesprek. Ook hij hoorde pas in de jaren tachtig voor het eerst zijn vader over deze oorlogstijd vertellen. “Ongeveer zes jaar geleden zijn we voor het eerst met zijn allen naar het kamp gegaan. We hebben overal rondgekeken en toen we weer weg zouden, ben ik nog in de auto gestapt naar het station. Ik dacht: als we dan nu hier zijn, wil ik dat ook zien’. Daar was ik wat zoekende en ik kwam uiteindelijk aan de praat met een Duitse man. In eerste instantie wilde ik niet naar hem toestappen. Het is tenslotte een Duitser en dat kreeg je mee van huis uit. Maar goed, je bent daar dan, dus als ik wat wilde, dan moest ik ook maar die auto uit. En wat blijkt dan? Die man had zelf gevochten aan het front in Frankrijk, gedwongen, en zijn ouders hadden ook onderduikers opgevangen. En toen gingen mijn ogen ook wel open. Het werd altijd zwart-wit voorgespiegeld, maar het is grijs.”

Ook zijn vader kan dat nu wel zien. “De gewone mens, was maar de gewone mens. Die was niet diegene die oorlog voerde.” Het koste hem wel tijd en moeite om Duitsers zo te zien; als gewone mensen. “Als hier Duitse toeristen stoppen en mij de weg vroegen”, vertelt Jan van Duinen, “dan wees ik altijd naar de verkeerde kant. Maar ik ken ook wel mensen, die op vakantie naar Italië niet door Duitsland wilden rijden.” Geert vult aan: “Je vroeg net wat voor indruk zo’n oorlog maakt als je nog kind bent, nu hoor je wel wat voor indruk het meegeeft als je dit als kind meemaakt. En er was geen hulp na de oorlog, je moest jezelf helpen.”

Het wordt tijd om af te ronden; vijf uur, tijd om naar moeders de vrouw te gaan. Gelukkig hebben de heren allemaal een lach op hun gezicht. Achter die lach, schuilt nog wel de wijze les van de oorlog. “Horen, zien, zwijgen, dat was onze liefde”, zoals Jan van Duinen vertelt. Het is niet in te denken hoe deze tijd moet zijn geweest, als je die niet hebt meegemaakt. “En daarom is het ook zo belangrijk”, fluistert Bindert mij nog in als we naar buiten stappen, “dat dit bewaard blijft.”

||
||

UIT DE KRANT