Maria’s Mooie Mensen 26”16

maria's mooie mensen

Het was liefde op het eerste gezicht. Ongetwijfeld gedreven door hormonen en een vlaag van verstandsverbijstering, maar toen ik mijn wandelwagen op internet voorbij zag komen, móest ik deze hebben. Het was dan ook niet zomaar een wandelwagen, nee, deze wandelwagen was mijn droom, de beste die er is in de beperkte keus voor tweelingen en ook nog eens compleet met fuchsia-roze kappen. Dat deze wagen in IJsselstein stond, maakte me niks uit, verblind door de roze bril die het dragen van een meisjestweeling met zich meebracht, had ik mijn zinnen hierop gezet en hij zou van mij zijn. De zeer complete uitleg over hoe de wagen werkt, ging destijds volledig aan me voorbij. Die wagen, daar zou ik me wel mee redden. Toen mijn dochters eenmaal geboren waren, werd het hoog tijd dit roze gevaarte eens tevoorschijn te toveren. Al die dagen dat de meisjes in het ziekenhuis lagen, kon ik me er al op verheugen achter die wagen te lopen en ze mee te nemen naar huis. En inderdaad, dat moment bleek mooier dan de verwachtingen. Daarna echter, ging het rap bergafwaarts tussen de wagen en mij. Prachtig is ie zeker. Als ie zo beneden in de gang staat te wachten op gebruik, kijk ik er nog altijd smachtend naar. Maar dan begint de strijd weer: het in- en uitklappen van dit gevaarte is een dagtaak op zich. Bakken eraf, knoppen bij langs en moeilijke greepjes die vastgehouden moeten worden. Het liefst alles in vloeiende bewegingen, anders begint de wagen zich te verzetten. Echt een feest kan ik het niet noemen en dan ben ik de gang nog niet eens uit. Wanneer ik op de plaats van bestemming ben, moet dit feest ook nog eens opnieuw en achterstevoren plaatsvinden. Wanhopig zoekend naar de juiste knopjes, heb ik al meerdere keren manlief moeten bellen vanaf de parkeerplaats bij de winkel of de peuterspeelzaal. Eén keer zelfs, hield de wagen zo eigenwijs stand in het niet willen uitklappen, dat ik pardoes alles weer in de auto gooide en besloot de twee maxicosi’s ‘gewoon’ even te tillen. Het gewicht bleek bijna onhoudbaar, maar gedreven door een koppige volhardendheid en een regenbui die los was gebarsten, zette ik de pas erin. Achter me aan liep mijn oudste dochter te roepen dat ze een hand wilde geven – iets wat ik haar keurig geleerd had, maar wat nu helemaal onmogelijk bleek. Natter van het zweet dan van de regen kwam ik op de plaats van bestemming aan. Al met al vrees ik dat het niet goed komt tussen de wagen en mij. Zelfs erachter lopen, blijkt een stuk minder leuk dan ooit gedroomd. Wanneer je alle aanspraak die een tweeling automatisch naar zich toetrekt, eindelijk kwijt bent, realiseer je je bij negen van de tien deuren dat je daar echt niet doorheen gaat passen. Ik moet telkens weer denken aan die afspraak bij de adviescommissie gehandicaptenbeleid Zuidhorn, aan hoe me destijds de ogen open gingen hoe lastig een beperking is en besef me ook nu weer hoe vreselijk lastig dat nog altijd is. Hoewel veel winkels pretenderen goed begaanbaar te zijn, merk ik dat die vlieger vaak niet op gaat. Gelukkig is mijn ‘beperking’ maar van korte duur en één waar je alleen maar gelukkig mee kunt zijn. Straks als de dames allemaal lopen, zal ik ze nog wel eens loslaten in al die winkels waar we nu vaak niet eens naar binnen kunnen. Dan verlangt het personeel ongetwijfeld nog wel eens terug naar die tijd dat ik voor hun deur stond en er niet doorheen bleek te kunnen.

UIT DE KRANT