Maria’s Mooie Mensen – week 02 - 2015

maria's mooie mensen

Ziek zijn: ik vind het grote onzin. Griep is in mijn ogen vaak zwaar overschat. We kuchen wat, dus het zal wel griep zijn. Of: mijn neus loopt, oh wat heb ik het zwaar. Zelf ben ik bikkelhard. Griep en ziek zijn: zelden van gehoord. Voor de mensen om me heen heb ik al jarenlang weinig tolerantie. Hoewel ik me niet vaak uitspreek, zullen mijn blikken ongetwijfeld boekdelen spreken als iemand om me heen begint te snotteren en te zweten. Mijn theorie is simpel en werkt goed: ‘ik word nooit ziek’. Dat is nog altijd een waarheid als een koe gebleken. Mijn mentale ruggengraat is ijzersterk en zoals ik graag mag preken: mijn koppie is sterker dan mijn lichaam. Ook manlief lijkt aardig bestand tegen de bacillen. Wellicht hebben we goede aardstralen onder ons huis of misschien blijken mijn kookkunsten toch beter dan ooit gedacht. Samen mogen we graag lachen om de ‘gesneuvelden’. Een ieder die zijn bed op zoekt om uit te zieken kan erop rekenen dat hij bij ons thuis over de tong gaat. Het ergste vinden we de mensen met kinderen, die zelf ook even alle kinderziektes mee pakken. Dát zou ons nooit gebeuren. En warempel, onze kleine meid bleek tot op heden ook goed bestand tegen de ziektekiemen en haalde haar eerste verjaardag zonder snottebel of hangerige dag. Maar goed, vorige week, ging het faliekant mis. Op Nieuwjaarsdag herkende ik vaag een gevoel in mijn spieren wat me niet zinde. Het moet zeker tien jaar geleden zijn, maar toch was dit onmiskenbaar het gevoel van griep. Máár: ‘ik word nooit ziek’, hield ik mezelf voor en beloofde manlief dat ik na een goede nacht slaap heus weer topfit zou zijn. Misschien was dat wel gelukt. Maar die goede nacht slaap veranderde in een horrornacht waarin dochterlief gloeiend van de koorts niet kon slapen, niet kon liggen, niet lekker was en alleen maar ‘mama, papa’ kon jammeren. Gebroken haalden we de ochtend, ik inmiddels zo goed als zonder stem, manlief met wallen van hier tot Tokio en dochterlief met haar eerste griepje te pakken. Voor het eerst in haar leven wilde ze op de bank hangen, het eten smaakte opeens niet meer en zelfs de katten waren niet interessant. Zo klein en je dan zo belabberd voelen, het ging ons enorm aan het hart. We wilden alles wel voor haar doen, er was alleen één probleempje: zelf kwamen we ook niet verder van het bed naar de bank. We scharen ons nu tussen de ‘zwakkeren’ en de ‘stumpers’ die we jarenlang zo verafschuwden. Om ons heen zien we geproest en gesnotter, maar ditmaal maken wij er thuis geen woorden aan vuil. Ik kan mijn stem beter sparen.

UIT DE KRANT