Maria’s Mooie Mensen – week 18

maria's mooie mensen

Sport en ik; het is niet de beste combinatie. De balsporten heb ik al lang geleden opgegeven, nadat iemand van de hockeyclub mijn moeder ooit dringend adviseerde mij niet door te laten gaan met deze sport na tien proeflessen. Van de teamsporten bleef niet veel over, na klassiek, jazz en wat voor vorm van ballet dan ook was dat ook wel klaar en uiteindelijk hield ik het mooi bij de fitnesscentra. Jarenlang zag ik af in een zaal vol mede-slachtoffers totdat manlief en ik verhuisden en we ruimte genoeg hadden voor eigen fitnessapparatuur. Hoewel ik beschik over een ijzeren discipline en me graag fit mag voelen, heeft het hokje nooit een andere aanduiding dan ‘de hel’ gekregen. Halverwege de zwangerschap hing ik de stekkers van de apparaten aan de wilgen en liet ik sport voor wat het was. Dik voelde ik me pas aan het einde van de negen maanden. Dat mijn verloskundige me nooit woog, paste perfect in mijn straatje. En toen dochterlief eenmaal geboren was en de kraamverzorgster me op het hart drukte genoeg te blijven eten aangezien borstvoeding ongeveer 500 calorieën per dag vraagt, rekende ik me al langzaamaan slank. Maar nadat ik in de eerste vijf dagen flink wat kwijt was, stopte het afvallen compleet. Dus de koekjes, die ik omarmd had na de bevalling, gingen aan de kant en werden ingeruild voor beschuiten en crackers. Over mijn figuur maakte ik me geen zorgen, dankzij mijn lijfregels dat a. het lichaam zelf aangeeft wat goed is en b. je voor je dertigste niet hoort te lijnen. Inmiddels krijg ik het wat benauwd, aangezien ik me toch niet voor kan stellen dat die zeven kilo die ik zwaarder ben dan voor de zwangerschap goed voor me zijn en mijn dertigste verjaardag inmiddels ook gepasseerd is. En hoewel ik het in de spiegel op het oog wel mee vind vallen, vertellen mijn favoriete broeken me toch consequent dat ze niet groot genoeg zijn voor mijn figuur zoals het nu is. De borstvoeding is afgebouwd en verleden tijd, dus ook daarop kan ik mijn hoop niet vestigen. U voelt hem aankomen; ik moet hoognodig ‘de hel’ weer in. Iedere ochtend getrouw, probeer ik de apparaten weer op te zoeken. En dus begin ik opeens vol ijver ’s ochtends aan ‘sport-ontwijkende’ klusjes. ‘Hé’, mailt mijn collega me om half zeven terug, ‘zit jij nu al achter de computer?’. Ja, alles beter dan ‘de hel’ in. Als de mail erdoor is, de was draait, het ontbijtje achter de kiezen en manlief uitgezwaaid, moet ik er toch aan geloven. De eerste paar weken blijf ik te lief voor mezelf. ‘Ach, wat is het gezellig met die katten om me heen, laat ik die nog eens aaien en oh, wat heb ik slecht geslapen, vandaag mag ik wel een tandje terug’. Maar gelukkig heb ik de hulptroepen opgetrommeld. Ja, eerlijk waar, zet mij een i-pod met Abba erop op mijn hoofd en ik ben uren zoet. Ik hijs me in gedachten in de ene glitteroutfit na de andere en galm ‘O-o-ooooh, Mama Mia’, niet te hard natuurlijk, want dochterlief slaapt. En sinds het niet meer ‘de plicht roept’ is, maar Björn mij bij mijn sport-ontwijkende klusjes weg roept, gaat het weer als een speer. Nu die kilo’s nog. En ach, Agnetha en Anni-Frid konden bij tijden toch ook wel voor Hollands welvaren door.

UIT DE KRANT