Maria’s Mooie Mensen – week 29 - 2015

maria's mooie mensen

Een verspreidingsgebied heeft altijd uithoeken, waar je als verslaggever meestal op de één of andere manier ook minder komt. Het zal wel zo’n psychologisch effect zijn vergelijkbaar met een koopje van 1,99 euro: hé-le-maal naar de rand van het gebied. Klinkt als een onbedwingbare berg waar je je niet te vaak aan moet wagen. In het geval van de Streekkrant voldoet Pieterburen volledig aan die verwachting. Waar Zuidhorn met mazzel vanaf ons kantoor in Roden binnen twintig minuten te bereiken is, moeten we voor Pieterburen toch zeker vijftig uittrekken. Wil je dan ook nog proberen op tijd te komen – waarbij je gelukkig niet langs de brug bij Gaarkeuken hoeft – mag je er toch al snel vijf minuten extra voor uittrekken en dat betekent toch minimaal een uur van tevoren gaan bewegen. Zodra er een afspraak in dit dorp in mijn agenda verschijnt, begin ik daar al dagen over te klagen. Bij voorkeur tegen manlief uiteraard. Die had daar afgelopen weekend wat minder oren naar. Of beter: die had het perfecte weerwoord op mijn geklaag. Het was namelijk een topweekend voor de pollen. Het leek wel of alle pollen, zaden en al het stuifmeel in Nederland gezamenlijk één groot feest vierden en wel in onze tuin. Achter onze tuin besloot een boer gezellig zijn weide te maaien: ook iets waar wij erg goed tegen kunnen. De enige die echt geniet tijdens zo’n weekend is dochterlief. Ze voegde kundig een nieuw woord aan haar repertoire toe en liep ‘hatsjie’ roepend met haar handen in de lucht door het huis heen. Als manlief zijn neus snoot, kwam ze dat melden bij mij door te roepen: ‘mama, papa zegt pffffffffffft’. En een lol dat ze dan had. Ook bij ons biggelden de tranen over de wangen, maar dat dan niet van het lachen. Hoewel opgeven geen optie is en mooi weer niet is om binnen te zitten, waren we maar wat opgelucht toen we ’s avonds de deur dicht konden trekken en binnen op adem konden komen. Hoewel zelfs daar nog maar weinig schone lucht te vinden leek. Wie nog nooit hooikoorts heeft gehad, zal het ongetwijfeld gezeur vinden, maar een dag als deze put je echt volledig uit en doet je bijna verlangen naar de winter. In elk geval naar schone en koele lucht die niet prikkelt in de keel of neus. En toen opeens lonkte daar een oase. Pieterburen, ver weg gelegen en vlakbij zee. Daar zal het walhalla wel zijn. Tussen twee niesbuien door drukte ik overmoedig de tissuebox bij manlief in de handen. “Ik moet maandag naar Pieterburen”, begon ik en met waterige ogen keek manlief me meewarig aan. Bang voor een nieuwe klaagbui wilde hij me het zwijgen opleggen, maar ik was hem voor: “lijkt me heerlijk”.

UIT DE KRANT