Maria’s Mooie Mensen week 40 “15

maria's mooie mensen

Ik ben erg gek met mijn katten en mag ze graag hoog houden, maar moet ook zelf bekennen dat ze een kleine tik van de molen hebben gehad. Ik vergeet nooit weer hoe manlief en ik ze ophaalden, terugreden en toen tegen elkaar zeiden dat wij nóóit overdreven rare dingen voor ze zouden doen, want het waren tenslotte maar katten; krap drie weken later hadden we al een vakantie naar Tenerife aan geld naar de dierenarts gebracht. Dat ze een slechte start maakten, kunnen we maar beter achterwege laten; herinneringen aan twee kleine frummels onder de kattenstront heb ik verdrongen. Ze zijn er nog, ik ben er gek mee, maar ze zijn wel wat bewerkelijk inmiddels. Als we op vakantie gaan, komt ook onvermijdelijk het moment dat die twee weer een plekje moeten krijgen. Via de dierenarts vond ik ooit een prima adres; iemand die niet bang was een keer een kont schoon te maken, een zielig oogje te zalven en die prima met het bijzondere karakter van mijn meisjes overweg kon. Helaas voor mij neemt zij elk jaar een hele maand vrij – een hele maand! – en laten wij nou net besluiten in die maand naar Italië te rijden. En dus kwam de uitdaging een nieuw plekje voor de dames te vinden. Een eerder uitstapje naar een ander logeeradres was niet goed bevallen. Bijna apathisch vond ik mijn meisjes toen terug in hun hokje aldaar: één van beide lag al in het reismandje en leek daar amper uitgekomen tijdens onze vakantie, de ander bleek ergens weggekropen onder een bench. De voerbakjes liepen over van de brokken; geen wijsheid met de gevoelige darmpjes van de dames en dus thuis was het direct onder de kraan en proberen te redden wat we konden. Door dit adres ging voorgoed een dikke streep. Bleef er helaas niet zoveel over, want met dierenpensions is dit land blijkbaar niet rijk bedeeld. Na een grondige selectie en vragenronde – ‘wilt u ze kammen, ze schoonmaken als ze een vieze kont hebben, het oogje zalven als het nodig is en worden ze wel geknuffeld?’ – liet ik ze dan toch maar weer ergens achter. Dochterlief zwaaide ze vrolijk uit – ‘daaag katties’ – maar kwelde me in de auto al door telkens ‘zusssssssssss en piiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiippi’ te roepen. En dan zei ze: ‘nee’. Nee, die waren er niet meer. Eenmaal in Italië leek de hele kattenstress vergeten totdat ik ’s nachts droomde hoe mijn Zusje ontsnapte en niet weer te vinden was. Ook dochterlief leek over haar gedroomd te hebben, want die lepelde haar naam het hele ontbijt lang op. Toen ik haar vroeg of Zus misschien weg was, antwoorde ze met een ferme ‘ja’. Eenmaal terug in Nederland sommeerde ik manlief dan ook linea recta naar het pension te rijden: eerst mijn meisjes terug. Daar vond ik opnieuw Zus in de reismand en Pippa in weggekropen in één of ander raar laatje. Eerlijk is eerlijk: ze oogden schoon, ze waren geborsteld en iemand had de mandjes waarvoor wij de hoop al hadden opgegeven, brandschoon weten te krijgen. Alles goed, zou je denken, totdat we thuis kwamen. De dames trokken hun scheur open en zijn daar nog niet weer mee opgehouden. Maaaaaaauw, maaauw en maaaauw klinkt het nu al dagenlang. Wát ze me willen vertellen, daar ben ik nog niet helemaal uit, maar ik denk dat ze volgende keer maar weer mooi naar het vertrouwde adres moeten.

UIT DE KRANT