Maria’s Mooie Mensen – week 9

maria's mooie mensen

Het is donderdagochtend 8.30 uur en manlief en ik stappen voor de tweede maal het consultatiebureau binnen. Wat ik de vorige keer al geschoten had, overzag ik ook dit keer in één blik: het blijft een bijzonder schouwspel. Terwijl manlief onze dochter rustig aan begint uit te kleden, kijk ik eens om me heen: een moeder staat ongelukkig kijkend zo te zien al een poosje met haar blote dochter in een handdoek te wachten; op tijd komen hadden wij daarom vorige keer al afgeleerd. Ik zie een mopperende arts die opnieuw in gevecht is met de computer en ach, daar is de wijkverpleegkundige die ons ooit thuis een bezoekje bracht. Terwijl manlief en ik daar niet hele goede herinneringen aan hebben, lijkt onze dochter dat alweer vergeten. Vrolijk pruttelend laat ze zich door haar bekijken, zich niks aantrekkend van onze zure blikken. Ze geeft zelfs nog een stralende lach cadeau, maar dat was voordat ze zich realiseerde dat ze bloot en wel op de weegschaal moet. Het blijkt dat wij een kruisje achter onze naam hebben. Geheel onwetend hebben we vorige keer wat vragen gesteld over de inentingen en er blijkt een notie opgenomen te zijn dat wij hierover twijfelen. “Maar goed, ik heb ze nu al klaargemaakt, dus dan zou ik ze moeten weggooien en dat is zonde”, deelt de wijkverpleegkundige ons mee, alsof dat de maatstaf voor ons besluit zou moeten zijn. Van uitstel of afstel zijn wij ons niet bewust en dus geven we het gewenste groene licht. Juist dan zwaait de deur open. “Ik ben er uit, het wachtwoord moest worden vervangen”, deelt de arts ons triomfantelijk mee. Manlief en ik maken hieruit op dat ze blijkbaar de computerproblemen achter zich heeft gelaten. Iets wat ons eigenlijk niet zo boeit nu onze kleine meid kou ligt te lijden in alleen een luier. Na nog wat over en weer gesteggel dus beide dames, ‘Oh deed jij dat niet dat wachtwoord vervangen? Nou ik doe dat elke dag! Dat zou je echt moeten doen hoor’, en misschien een ietwat luide zucht van mij, pakken de dames de draad weer op. We waren dus bij de prikken gebleven en als ik ergens niet tegen kan, zijn het wel naalden, dus ik draai me wijselijk even om. Het hartverscheurende gehuil van dochterlief verraadt dat de wijkverpleegkundige er geen gras over laat groeien. Onverstoorbaar gaat ze op een ander onderwerp verder: “en hoe is het met jullie als gezin?”. Tja, wat moeten we daar nou weer mee. Ik besluit de bal naar manlief te passen voor ik ons met een cynisch antwoord nog een kruisje achter de naam bezorg. Nadat ook het gewicht van onze dochter uitvoerig geanalyseerd is en de lengte bekeken in verhouding tot andere kinderen volgt er nog een eindoordeel van dit bezoekje: ik overvoer mijn dochter. “Misschien moet je haar halverwege gewoon van de borst halen”, oppert de wijkverpleegkundige. Lijkt mij een énorm goed idee, ik denk dat het zeker zal bijdragen aan de sfeer thuis. Van het refluxmaagje dat onze dochter heeft, wil ze niks weten, “want ik hoor jullie helemaal niet klagen over haar en ouders van refluxkinderen die hebben daar heel wat mee te stellen”. Zij bepaalt blijkbaar opnieuw de maatstaf. Manlief en ik nemen haar de wind uit de zeilen en stemmen overal mee in. We mogen zowaar weer ons meisje aankleden. In de wachtruimte staat dezelfde moeder nog ongelukkiger kijkend nog altijd te wachten. De arts stormt haar kamer uit en roept iets over een server naar haar collega’s. “Weten jullie wat dat is?” De computerproblemen zijn klaarblijkelijk nog niet opgelost. Tevreden pruttelt dochterlief tegen haar vader aan; er heeft in elk geval iemand genoten. “Papa is er uit”, vertelt hij haar, “we gaan niet weer”. Gelukkig hoeven we pas over een maand weer.

UIT DE KRANT