Maria’s Mooie Mensen 339

maria's mooie mensen

Het moest er toch maar eens van komen: een ochtendje helpen op de basisschool. In al mijn onnozelheid leek de Nationale Rekendag mij een perfect moment: ik zag mezelf al à la Leontien met grote getallen door de klas paraderen. Oudste dochterlief vond het fantastisch dat haar moeder kwam en als klap op de vuurpijl mocht ze met haar vaders’ sokken aan naar school – want: uit verhouding gekleed – en mocht voor deze speciale ochtend een knuffel mee. Nou smokkelt zij regelmatig haar Dikkie Dik mee, dus dit was koren op haar molen. Dit rondje helpen bracht iets meer ochtendstress dan normaal met zich mee, want de kleine dames moesten naar de peuterspeelzaal en dit afscheid kon niet te lang duren, wilde ik op tijd weer terug zijn op de basisschool. Ik hees mijn dames redelijk op tijd in de auto, gooide oudste dochterlief eruit en lag mooi op schema toen het noodlot toesloeg: de knuffel vergeten. Ik probeerde zonder enig resultaat nog een konijn van de kleintjes af te troggelen, maar besloot met extra turbo de kleintjes weer in de auto te hijsen, eruit te gooien bij de peuterspeelzaal en snel weer in die auto, langs huis voor de knuffel en snel op school aan. Nog net op tijd was ik om te horen dat ik met mijn droombeeld van als Leontien rond te lopen door de klas ietwat naast de bedoeling van deze ochtend zat. De kinderen gingen namelijk in groepjes een spelletjescircuit doen en ik mocht, jawel, met ze naar buiten. Men neme een meetapparaat, een hele hoop afleiding in de vorm van een zandbak en schommel en de grote uitdaging om kleuters te leren dingen op te meten. Die zandbak baarde me zorgen en bezorgde me visioenen van groepen kinderen die hier tegelijk inspringen, met zand gaan gooien en compleet verwilderd weer terug naar hun juf zouden moeten. Dát was dus het eerste doel voor elk groepje: opmeten dat ding. Waar het ene groepje keurig met zijn allen aan de slag ging, sloegen de anderen elkaar alleen maar de hersens in wie het meetapparaat vast zou houden. De grootte liet ik ze eerst van tevoren gokken en de antwoorden varieerden van 100 meter tot aan twee, en van het gevatte: ‘we weten nog niet hoe groot de zandbak is, want dat moeten we nog meten’ tot aan een nuchtere jongen die simpelweg tegels ging tellen. Ik liet de kinderen vervolgens met grote stappen zelf afstanden meten en die weer nameten met het prachtige apparaat. Dan pakten we nog een lange afstand en liet ik ze allemaal rennen en dan hoopte ik maar dat het fluitje voor de wissel zou gaan, omdat mijn repertoire wel aardig uitgeput raakte. Wonderlijk genoeg kon ik ze aardig bij de les houden, tot het laatste groepje de pijp wel aardig uit had. Eén van de heren had alleen nog maar honger, waar één van de dames het écht te koud vond. Ik trok mijn hele trukendoos open, maar besloot ze uiteindelijk de laatste minuten met zijn allen op de schommel te laten gaan. Tevree aanschouwde ik het geheel en besloot dat ik het er keurig van af had gebracht. Tótdat de schommel hoger en hoger ging, de dame die duwde niet snel genoeg aan de kant ging en een botsing onvermijdelijk was. ‘Laten we op zoek gaan naar jullie juf’ waren mijn meest verstandige woorden van deze ochtend. Volgende keer kan ik toch beter á la Leontien met getallen rond gaan lopen.


UIT DE KRANT