Maria’s Mooie Mensen 340

maria's mooie mensen

Aan de gekste dingen merk je soms dat je ouder wordt. En dan heb ik het niet over die verdwaalde grijze haren, die eerste rimpeltjes naast de ogen of dat kilo’tje teveel wat er moeilijker af gaat. Waar kleine kinderen je jong houden, maken ze ook weer dat je je heel oud kan voelen. Nergens beter voel je hoe de jaren gaan tellen als ze ineens uit die maxi-cosi gaan of de kinderwagen overbodig blijkt. De loopfietsjes worden ingeruild voor échte fietsen met trappers en zijwielen en stapels kleding maken plaats voor nieuwe maatjes in de kast. Ja, ineens besef je je dat er alweer een jaar om is en hoeveel er alweer achter je liggen. Oudste dochterlief was alweer toe aan haar tweede ronde schoolreisje. Om het even verwarrend te maken was dit gepland tussen de Koningsspelen en het Paasfestijn in, zodat ze de ene dag nog volledig oranje naar school toog om daar onder andere koninklijke zandkastelen te bouwen om de volgende schooldag weer de klas achter zich te laten voor het jaarlijkse busritje. Want dat park is prachtig, maar die busrit heen en terug maakt vaak het meeste indruk. Vorig jaar was dit een dag vol spanning. Ze kwam al vroeg haar bed uit, ging ietwat schoorvoetend nog naar school destijds en bleef dichtbij de juf toen het tijd werd in die bus te stappen. Hoe anders is het dit jaar. Slechts moeizaam gaan de ogen open ’s ochtends open en pas na meerdere aansporingen lukt het me haar uit haar warme bedje te krijgen. Eerst nog de standaard klaagzang ‘mijn bed ligt zo lekker’ tot aan ‘we hebben nog tijd genoeg’ door voor ze eindelijk toch een teen uit haar bed stak. Mijn gejubel over de schoolreis werd met een meewarige blik beantwoord: ‘ik dacht dat we Koningsspelen hadden vandaag’. Vervolgens nam ze strak de regie over. Ze wist zonder twijfel wat ze aan moest naar haar schoolreis en ook haar haar moest en zou in een strakke paardenstaart. ‘Zo’n staart aan de achterkant, mama, dát is een paardenstaart’, verduidelijkte ze het nog even om te voorkomen dat ik het verkeerd zou doen. Zonder enige spoor van spanning toog ze naar school, waar ze ons zonder problemen gedag zei. Een grote lach op haar gezicht verraadde puur plezier en toen het tijd was te gaan, ging ze hard rennend richting bus. Dit jaar stonden we aan de goede kant te zwaaien – vorig jaar was het een bus met geblindeerde ramen waardoor we geen idee hadden naar wie stonden te zwaaien – en enthousiast zwaaide ze terug. De bus toeterde, reed weg en ik bedacht me hoe snel ze groot wordt. Terug in de auto wierp ik nog een blik in mijn spiegeltje alvorens ik mijn weg vervolgde. Zag ik daar nou een grijze haar?


naar wie st

UIT DE KRANT