Week 8

minikul

Ik geef toe: Een lachebekje in de traditionele zin ben ik niet. Nooit geweest. Er zijn ook niet veel cabaretiers waarom ik voluit kon & kan lachen. Youp van ’t Hek, die nadien overigens nimmer meer het voor mij opzienbarende niveau van zijn oudejaarsconférence van 1989 op de tv haalde, staat daarbij op Een. Maar Youps nieuwe oprispingen zijn, als je – nee, ik moet schrijven: ík – ze nu op de keper beschouwt zo langzamerhand steeds wél meer van hetzelfde geworden. Ook Herman Finkers met zijn milde humor hoor en zie ik nog steeds graag. Vooral met drie of meer wijntjes achter de kiezen gaat de vaak wat platvloerse humor van Tineke Schouten er ook nog wel bij me in. En dan heb je nog de gevatheid van de via De Wereld Draait Door doorstomende jongeling Pieter Derks. Eerlijkheidshalve moet ik hier wel bij vertellen, dat ik verder maar weinig ‘andere’- misschien wel veel leukere – cabaretiers in het wild heb gezien. Ach, ook hier is alles maar betrekkelijk. Maar toch, zo’n Theo Maassen is in mijn ogen een psychopaat die er plezier in heeft om mensen opzettelijk te kwetsen. Freek de Jonge vind ik nu toch té veel met zichzelf verguld en Paul van Vliet klinkt me nét even te elitair. Gelukkig verschillen smaken.

En André van Duin? Die was en is nog wel van de uitbundige vaak broekpissende lach, geef ik opnieuw graag toe. André had een jaar of twintig geleden al veel succes met zijn Animal Cracker filmpjes op de tv. En nu, met veel geavanceerdere montagemogelijkheden, zijn ze opnieuw een tv-hit geworden. Knap zoals hij dat kan, dieren menselijke teksten laten uitspreken. Het succes van Animal Crackers wordt door deskundigen als Midas wie kent hem niet Dekkers dan ook verklaard met het feit, dat het hierbij in feite over mensen gaat. ‘Het dier is slechts een omhulsel,’ zegt bioloog Dekkers die daaraan toevoegt dat we, als een dier iets geks of onverwachts doet, daar dan zelf menselijk emoties als teleurstelling, tederheid of jaloezie bij bedenken. Een dier dat op ons lijkt, bijvoorbeeld een aap, of dicht bij ons staat zoals een hond of een kat, roept ook meer emoties op dan een slang of een insect. En daarin heeft meneer Dekkers meer dan gelijk.

Uiteindelijk zo doorgeredeneerd is het aloude spreekwoord: ‘Wie lacht niet, die de mens beziet’ hier van toepassing. Een veilige verklaring, want in het echt praten dieren niet. Misschien maar goed ook, wij mensen leuteren al genoeg onzin. Toch?

Henk Hendriks

UIT DE KRANT