Minikul week 48

minikul

Ik ging aan het werk in de tijd dat een bij de overheid werkende vrouw nog werd ontslagen als ze ging trouwen. Haar enige recht was daarna het aanrecht. Echt huishoudelijke taken had de echtgenoot, in bijna alle gevallen de enige kostwinner die ‘hard moest werken’, vrijwel niet. Moeder de vrouw was immers de hele dag thuis, haar taak was voor het eten zorgen, de schoonmaak en de kinderen. Uitzonderingen daargelaten kwam daar pas begin zestiger jaren dankzij emancipatiegroepen terecht verandering in.

In mijn gezinnetje – ik was ik verliefd en gelukkig (ter geruststelling van mijn naasten: ook nu nog, maar wat minder heftig) – was die strikte rolverdeling er niet. We deden veel samen, ook met de kinderen. Toch word ik ook nu op bepaalde terreinen thuis nog steeds ontzien en gepamperd. Zo ben ik tot voor kort nooit in een supermarkt geweest. Dat hoefde niet en dat vond ik niks erg. Winkelen is en blijft voor mij een crime.

Maar zelfs op mijn gevorderde leeftijd moet je je blijven ontwikkelen. Daarom bood ik onlangs, weliswaar niet van ganser harte maar tóch, mijn vrouw aan om mee te gaan naar de supermarkt. Na wat tegensputteren van haar kant, ze kent me, ‘mocht’ dat. Mits ik haar niet voor de voeten liep, simpel het winkelwagentje voor me uitschoof en me nergens mee zou bemoeien. “Je hebt van die mannen die hun vrouw bij alles bazig instrueren – probeer dit eens, dát is te duur en kijk hier eens. Laat me asjeblieft gewoon mijn gang gaan.”

Het werd een hele expeditie. Het rijden op een druk parkeerterrein met overal heen-en-weer schietende winkelkarretjes en iedereen haast zouden ze in het rijexamen moeten opnemen. In de super zelf ontstonden bij bepaalde schappen files. Vrouwen maar evenveel haastige mannen drukten elkaar soms onbehouwen aan de kant. Gedwee volgde ik mijn opdrachtgeefster die aan de hand van haar thuis geschreven briefje kloek en efficiënt te werk ging. Ook bij de kassa’s – “leg jij alles maar op de band, dan pak ik alvast mijn pinpas”- stonden lange rijen. Na het afrekenen de auto inladen en karretje wegbrengen, het was allemaal nieuw voor mij.

Daarna thuis alles uitladen en opbergen met de instructie: “Wel neerzetten waar ik zeg anders heb ik niks aan je.” Met “Nu pak ik een wijntje,” zeeg ik bek-af neer op de bank. “Ik zet koffie,”zei mijn vrouw. Het huis is en blijft háár domein. Daarin is ook na meer dan een halve eeuw niets veranderd.

Henk Hendriks

UIT DE KRANT

Lees ook