Molen Fortuna, het fortuin van de molenaar

Nieuws

NOORDHORN – Zoals gebruikelijk wordt er in deze rubriek iedere week vijf jaar teruggeblikt. Blikvanger op pagina 13 van de Streekkrant van 5 juni 2007 was een grote foto met prominent in beeld de wieken van de molen de Fortuin en de lachende molenaar Drewe Schouten. Een afspraak met hem was zo gemaakt. Maar van de hele terugblik en stand van zaken kwam uiteindelijk weinig terecht. Wat rest is misschien een portret van de molenaar in zijn domein, maar vooral een les in het genieten.

Wie op zo’n stralende dag aan komt rijden van Grijpskerk, moet wel even blij worden als Niezijl gepasseerd is. In de verte gaan de wieken van Fortuna rond. Een plaatje met als achtergrond strakblauwe luchten, ruisende boomtoppen en een lieflijk dorpje. Later in het gesprek met Drewe zal ik het ook aangeven; de molen staat als een dame in het land.

Molenaar Drewe is nog even bezig als ik hem aan de voet van de molen tref. Twee dames kopen wat meel en jam bij hem. Pas later leer ik dat dit helaas niet van de molen zelf is, omdat deze niet aan de HACCP vereisten voldoet. Drewe haalt de spullen bij een collega molenaar die daar wel aan voldoet. Ik denk dat het brood en de pannenkoeken er in elk geval niks minder om smaken.

Beneden vertelt de molenaar, want daar kan je bij Drewe in zijn echte molenaarsuniform niet om heen, al direct over de ruimte daar, die inmiddels als trouwlocatie is aangewezen. “Zelf heb ik ook geprobeerd om bijzonder ambtenaar van de burgerlijke stand te worden”, vertelt hij, “maar dat is niet gelukt.” En waarom? “Ik zou het ook echt niet weten”, zegt hij direct al lachend, en doet er nog een schepje bovenop: “ik had een stel die heel graag door mij in het echt verbonden wou worden, en dan ook nog in dit tenue.” De toon voor ons gesprek is gezet. Eén blik op de trap omhoog en de mededeling van Drewe dat er nog zeven zijn in de oren knopend, schiet ook ik al in de lach. “Ja”, beaamt Drewe, “om met bruidsjurk en al hier omhoog te klimmen, gaat niet altijd van een leien dakje.”

Zelf wagen we ons er ook maar eens aan. Op de eerste voorraadzolder is een diorama tentoonstelling van Spandauw te vinden. Zowel de molenaar als zijn interviewster hebben beide niet echt een idee wie de beste man was. Zelf zou Drewe de slag bij Noordhorn, “daar heb je dan zeker ook nog nooit van gehoord”, er graag een permante plek geven.

Al pratend en vooral lachend komen we op de tweede voorraadzolder waar de molenaar weer in zijn element komt. Hij laat er assen zien en vertelt over de werking. Er wacht ons weer een pittige trap voor we dan op de werkplek van de molenaar belanden. Het is er puur genieten en dat is dan ook precies wat Drewe er doet. “Of het nog echt functie heeft?”, overpeinst hij. “Welnee, ik vind het heerlijk. Het is puur vrijwilligerswerk en hobby. De molen is nog wel volledig operationeel. Het functioneert allemaal, maar niet meer professioneel.” Het belangrijkste van zijn werkzaamheden vindt hij dat de mensen de molen blijven waarderen.

We werpen een blik in het gastenboek. Drewe heeft een tabelletje gemaakt van de bezoekers van 2011. Onder deze 247 personen zaten onder andere Russen, Hongaren, Canadezen, Italianen en Fransen. “Ja, dan moet ik mijn beste Frans weer van stal halen.” Hoe is het dan met het Thais van deze molenaar gesteld? “Gelukkig spraken die Thai een beetje Engels”, antwoord hij al lachend. Leuk is het om de reacties te zien. “Een dikke duim” of “in mijn jeugd kwam ik hier wel eens”, zijn zomaar wat kreten. “Kijk”, zegt Drewe, “excellent teacher staat hier. Niet gek voor een docent automatisering.”

En hoe komt die docent automatisering dan in de molen terecht? “Toen ik daar woonde”, zegt hij al wijzend, “zag ik de molen draaien en ik dacht: eens even kijken. Ik kwam aan de praat en zei op een gegeven moment: jullie hebben wel behoefte aan een goede molenaar zeker? Ja, was het antwoord.” Hij volgde een opleiding van zo’n tweeënhalve jaar, maar echt volleerd voelt Drewe zich nog niet. “Meel maken, zodanig dat het van een constante kwaliteit is, leer je pas als je een drie jaar bezig bent.” Het gaat met vallen en opstaan en door ervaring wordt men wijs. “Hadden we nieuwe maalstenen en dan weet iedere ervaren molenaar dat deze ‘ingemalen’ moeten worden. Ik dacht: ik geeft het eerste meel aan mijn dochter. Ik weet niet wat je met die meel gedaan hebt, pap, kwam ze later mee. Zat er nog allemaal steengruis door.” Het geeft deze molenaar niet. Hij geniet er niet minder om. “Het bezig zijn met de molen is heel afwisselend. Loopt hij niet te hard, hoe staat de wind, af en toe meel maken, je bent elke keer bezig en dat is zo leuk.”

De molen is eigendom van de gemeente Zuidhorn, die ook het grote onderhoud bekostigt. Ongeveer vier jaar geleden is er een stichting opgericht, zodat ook leden van de handelsvereniging zich als donateur kunnen aanmelden. Het was ook toen, dat de molen weer Fortuna werd gedoopt. “De molen werd Fortuin genoemd, toen hij na volledige afbranding in 1890 weer herbouwd werd. Maar de schilder schilderde Fortuna op de molen. Toen wij de stichting op wilden richten, hebben we gezegd: het staat al op de molen, de handelsvereniging heeft zich er ook naar genoemd, we maken er weer Fortuna van.” Een naam die deze dame ook veel beter past.

Ongeveer twee dagen in de week is Drewe aanwezig. “Als ik er ben, dan ben ik er. Geen afgesproken rooster, maar in principe ben ik op zaterdag altijd samen met Klaas Hekker, de andere molenaar aanwezig.” De beloning is het plezier en genot wat hij er van heeft. “En een schepje meel”, zegt hij met een grote grijns. “Vroeger werd de molenaar met een schep meel in eigen zak betaald. Dat doen ik symbolisch altijd nog.”

UIT DE KRANT