Engel Aaltje uit Grijpskerk geridderd

||||||||
|||||||| Foto: ||||||||
voorpagina groningen

GRIJPSKERK – Dat het buitengewoon druk was op de reünie van toneelvereniging De Diakonaaltjes, was haar wel opgevallen. Zoveel mensen waren er toch niet uitgenodigd, dacht ze nog. Burgemeester Bert Swart was er ook. En met een reden: hij benoemde Aaltje Komrij uit Grijpskerk tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Voor het feit dat ze zich al veertig jaar inzet voor de toneelclub, vakanties organiseert voor ouderen en minder validen, vrijwilliger is bij het Landbouw- en Streekmuseum en wat niet allemaal nog meer. ‘Engel Aaltje is geridderd’, staat erop een bord in haar tuin. En een engel, dat is ze zeker. Duizendpoot Aaltje Komrij lééft voor haar medemens.
Nietsvermoedend zat ze gezellig te babbelen met haar toneelgenoten tijdens de reünie van De Diakonaaltjes in de PKN-kerk zaterdagavond. “We hadden net een warm buffet gehad”, vertelt Komrij, die gisteren haar 73e verjaardag vierde. “We hebben nog wat voor je, zei één van de leden. En toen lieten ze me een gigantische taart zien met allemaal koppen erop. Mijn kop wel te verstaan. Portretten van alle verschillende rollen die ik in de afgelopen veertig jaar heb gespeeld.” In die veertig jaar liet ze één keer verstek gaan. Noodgedwongen. Dat was het jaar toen ze haar nier afstond aan haar zoon.
De uitreiking kwam totaal onverwacht voor Komrij. De drukte in de kerk verklaarde ze simpel met ‘er zal wel een buitengewone vergadering zijn’. “Ik heb altijd gezegd: ze mogen wel aan mijn deur voorbijgaan met zoiets. En dan sta je daar hè? Een hele eer vond ik het toch wel. Vooral dat: ‘Uit naam van Zijne Koninklijke Hoogheid”, nou ja, dat deed me wel wat’, vertelt Komrij terwijl ze ondertussen de sleutel van de kerk in ontvangst neemt. “Morgenochtend moet ik om kwart voor zeven de bijgebouwen schoonmaken. Dan komen de baby’s en de GGD voor het consultatiebureau.” Bescheidenheid siert haar. Voortdurend zegt ze: ‘maar dat hoef je niet op te schrijven hoor.’ Tussen alle verhalen door kan ze het niet laten ook even te vertellen over grappen die ze ooit uithaalde met buurtgenoten. “Oud en nieuw vierden we altijd met een vaste club uit de buurt, om en om bij iemand thuis. Er was één gezin die altijd op de borrel kwam, maar ons nooit terugvroeg. Nou, daar bedacht ik wat op. We hebben een tijd lang lege drankflessen verzameld. Jenever,- en Berenburgflessen. Die hebben we allemaal aan elkaar geknoopt en in een lange sliert vanaf de weg naar hun voordeur gespannen. Op het bord vooraan de weg stond: ‘Haal hier uw nieuwjaarsslok!’. Geweldig toch?” Dat was deel één van de grap. Aan de heer des huizes maakte ze wijs dat wanneer hij de lege flessen inleverde bij de kroeg in Doezum, hij er vijftig cent per fles voor zou krijgen. “En dat deed hij. En stond natuurlijk voor paal”, schatert Komrij terwijl ze probleemloos overschakelt naar een ander onderwerp. “Weet je, ik ben een bezige bij. Samen met mijn man, hij is inmiddels al 22 jaar weg, vingen we altijd jongeren op. Kinderen uit de buurt bij wie het thuis even niet lekker liep, kwamen dan bij ons. Het was altijd een zoete inval. Zó dankbaar werk was dat. En in de tijd dat de kinderen naar school waren, fietste ik naar De Wierde, om even met de bejaarden een kop koffie te drinken.” Opvang doet ze niet meer, maar ze verzorgt nu rondleidingen in Landbouw- en Streekmuseum ’t Rieuw in Niebert. En ja, een bardienstje pakt ze ook nog mee. Voor het museum én de kerk. Hoe ze dat allemaal doet? “Een kwestie van plannen. Ik plan alles.” Met de Diakonaaltjes staat ze in januari weer op de planken. Want ook dat gaat door. “We maken nooit reclame. Mensen vragen ons of we weer eens willen optreden. Dat doen we dus in januari, voor heel Grijpskerk.” Het Koninklijke speldje zit nog op haar rode colbertjasje geprikt. Hij moet nog even een plekje krijgen. Nee, niet in de woonkamer. Dat zou al te opzichtig zijn. “Gewoon hier in de keuken. Daar hangt hij ook mooi.”

||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||
||||||||

UIT DE KRANT