Oud-doelman Zuidhorn Geert Bos over huidige generatie keepers

Afbeelding
Sport

Alles begint bij een goede doelman”


ZUIDHORN – Zijn woeste krullen en atletische bouw deden een beetje denken aan een van de beste doelmannen die de wereld ooit heeft gekend: de Duitse Toni Schumacher. Hij was de robuuste en betrouwbare sluitpost van het succesvolle zaterdagelftal van de VV Zuidhorn halverwege de jaren tachtig: de inmiddels 61-jarige Geert Bos. Specialiteit: één-tegen-één situaties en reflexen op de lijn.

Hoewel hij er wel het postuur voor had met zijn 1,88 meter, was hij niet de heerser in de 16-meter. Anders had hij wellicht de top van het amateurvoetbal kunnen halen. Alhoewel, wanneer je de beelden van onze ere- en eerste divisie nu ziet, dan zou hij zelfs in de Keuken Kampioen Divisie niet hebben misstaan. En daar willen we het eens over hebben met de oud-Zuidhorner. De man die negentien jaar lang in een eerste elftal het doel verdedigde, een fanatiek trainer was met een duidelijke visie. Schumacher en Schrijvers waren zijn idolen, maar hij zag het niveau van de keepers in de loop van de jaren dalen. Of zien we gewoon meer en is er niets mis met onze huidige generaties doelmannen? Om dit antwoord te vinden, reist de Streekkrant af naar Elburg alwaar Bos met zijn vrouw al jaren wonen. De krullen zijn er nog altijd. De discipline ook, getuige zijn quasi verontwaardigde grap over het te laat arriveren op de afgesproken tijd.

Bos is in het dagelijks leven directeur intensive zorg bij de stichting Philadelphia zorg. Zodra het over voetbal en vooral over keepen gaat, stralen de ogen. We gaan het over keepers hebben, maar eerst maar eens terug in de tijd. Die onvergetelijke jaren toen het eerste zaterdagelftal van Zuidhorn in de jaren ‘83 en ‘84 furore maakte en van de tweede klas onderafdeling tweemaal achter elkaar promoveerde en zich zo in de vierde klasse van de KNVB speelde. Op zich al bijzonder, maar de doelman kreeg in het eerste kampioensjaar maar drie doelpunten tegen. Bos herinnert het zich nog goed. “We hadden een geweldig team. Heel veel jonge jongens zoals Wout de Wind, Wim Cruiming, Folkert de Vries, Haio Bouma en mijn broer Brand Bos. Maar ook ervaren mannen zoals Jan en Henk Schultinga, Wim Smit, die principieel geen tegenstander onderuit hield, Jan Smit en Bennie Kok. Vooral Kok speelde een hoofdrol in het spel. Die was fysiek zo sterk en zo snel. Al te veel aan opbouwen deden we niet. Joop Konneman was onze trainer en die zorgde ervoor dat we een echte vriendengroep werden en voor elkaar door het vuur gingen. We scoorden moeizaam, maar kregen dus ook bijna geen tegendoelpunten. De meeste wedstrijden eindigden in een 1-0 overwinning. Streekderby’s tegen OKVC, Boerakker en Pelikaan S waren echt legendarisch. Dat waren echt titanenstrijden waarin iedereen de lading voelde. Bijna altijd kwamen wij als winnaar uit de strijd. Dat helpt natuurlijk ook mee om een vriendenploeg te krijgen. In 1983 wonnen we naast het kampioenschap ook het afdelingskampioenschap Groningen waarna we ons kwalificeerden voor het ‘vijf bonden toernooi’ dat we ook wonnen en ons plaatsten voor de landelijke kampioenschappen van de afdelingshoofden. Daar werden we tweede zonder te verliezen. We kwamen één doelpunt te kort. Het feest was er niet minder om en een grote bus met supporters was ons gevolgd. Echt schitterend!”

Hij kreeg op zijn 36e jaar een mooi afscheid bij zijn vertrek uit Zuidhorn. In het Brabantse Deurne keepte hij nog enkele wedstrijden. Na zijn actieve carrière was hij zowel in het zuiden als in het midden van het land nog jaren trainer en docent bij de KNVB. Nu is de eveneens oud-Judoka al zes jaar niet meer actief in de voetballerij na negentien jaar keeper te zijn geweest, waarvan achttien als doelman van een eerste elftal. Wel is hij nog een aantal jaren voorzitter geweest bij de plaatselijk korfbalvereniging waarbij zijn dochter speelde. De katachtige reflexen uit de gloriejaren hebben plaats gemaakt voor de camper en de rust. Dat betekent niet dat het voetbal niet meer gevolgd wordt en natuurlijk hebben de doelmannen nog altijd zijn bijzondere aandacht.

Zien we gewoon meer dan vroeger en valt het allemaal wel mee met het soms lachwekkende niveau van onze huidige generaties doelmannen? Of is er meer aan de hand? Bos denkt er zo het zijne van: “In mijn generatie had je doelmannen als de onlangs overleden Pim Doesburg, Eddy Treijtel, Hans van Breukelen, Piet Schrijvers, Jan Van Beveren en Jan Jongbloed. Dat waren echt meer dan topkeepers. Eigenlijk beschikte iedere eredivisieploeg wel over een goede doelman. Internationaal lag het niveau helemaal hoog met jongens als Schumacher, Zoff, Pfaff en later Schmeichel. Nu heb je internationaal nog altijd een aantal topkeepers, zoals Neuer, Ter Stegen en Oblak. En ik zal er nog wel eentje vergeten. In ons land is het niveau echt niet te vergelijken met de jaren ‘80 en begin ‘90. Wat de oorzaken daarvan zijn? Ik mis vooral persoonlijkheden. Keepers die onverzettelijkheid uitstralen. Die uitstralen dat er met hen niet te sollen valt. Denk je echt dat een doelman als Piet Schrijvers of Hans van Breukelen zich liet voorschrijven hoe ze moesten opbouwen?   Of als je ze een fout zag maken in de opbouw dat ze die later weer maken? Dan kan een trainer wel willen opbouwen van achteruit wat tegenwoordig zo modern is, maar vroeger namen de keepers zelf beslissingen. Zelfredzaamheid. Authenticiteit. Echte persoonlijkheden. Die mis ik. Ik zie keepers soms met hun broek vol maar weer opbouwen, omdat de trainer dat nu eenmaal wil. Hoezo, denk ik dan. Als jij dat niet kan of je merkt dat je je ploeg er mee in problemen brengt, dan beslis je toch zelf om die bal een ros naar voren te geven? Mijn indruk is dat trainers hun keepers, maar ook hun spelers, veel te veel opdrachten meegeven. Ze hebben op de cursus van alles geleerd en dat willen ze nu in de praktijk brengen. Vervolgens stoppen ze een keeper vol tactische opdrachten die ze helemaal niet kunnen uitvoeren. Meestal zijn keepers niet de beste voetballers. Leer een keeper de techniek. Stop hem, net als spelers trouwens, niet helemaal vol met tactische opdrachten. Spelers worden er angstig van. Ze verliezen hun intuïtie en creativiteit om zelf oplossingen te bedenken. Ga terug naar de basis en zet keepers in hun kracht”.

Zelf stond Bos ieder vrij uurtje met de bal tegen de muur van de schuur aan te trappen om zijn eigen techniek te verbeteren. Bezeten van het vak. Ook die bezetenheid, de absolute wil om alles uit jezelf te halen is anders dan vroeger: “Winnen is pijn lijden. Als ik om me heen kijk, dan mis ik dat bij veel spelers en ook doelmannen. Als ik vroeger een blessure had, wat ik niet vaak had, dan liep je daarmee niet te koop. Je wilde spelen. Een training was soms zo afzien. Harde, koude ballen. Slechte harde velden. Het maakte niet uit. Je wilde trainen. Die absolute bevlogenheid en de bereidheid pijn te willen lijden is voor slechts weinigen weggelegd in deze tijd. Dat zal ook met de tijdgeest te maken hebben. Vroeger was sport een van de weinige afleidingen. Nu is er de hele dag afleiding met internet. Alles draaide om de wedstrijd zaterdags. Je plande geen vakantie tijdens een voetbalwedstrijd. Tot ergernis van de vrouwen. Deed je dat toch dan kwam je op de speeldag terug om de wedstrijd te spelen.  Die mentaliteit is zeldzaam geworden. Vroeger was dat de regel, nu de uitzondering”.

Ook het Nederlands Elftal kampt met keepersproblemen. Cillessen speelt niet bij zijn club en hij is de enige die het niveau aan kan volgens Bos. “Misschien nog met Krul, maar die wordt ook al een dagje ouder. Het probleem is dat Cillessen niet speelt. En voor een keeper zijn speeltijd en wedstrijdritme heel belangrijk. Bizot kan het niveau niet aan. Drommel zit er nu bij maar moet zich eerst maar eens bewijzen. En als ik zo naar de Eredivisie kijk, zie ik ook geen aanstormend talent. Dat is inderdaad best een ding”, aldus Bos die zelf erg kan genieten van Onana. “Die heeft een geweldige stijl. Durft nog uit zijn doel te komen en heeft uitstekende reflexen. Een echte atleet al moet hij met zijn houding uitkijken. Hij rekt vaak overdadig tijd. Dat heeft hij niet nodig”.

Wat er zou moeten veranderen om het niveau van de keepers weer uit het dal te trekken? “Poe, dat is een grote vraag. Het begint al bij de opvoeding. Thuis en bij de club. Ik was klein toen ik op voetbal zat en niet de beste voetballer, dus kwam ik op doel. Ik kon niet eens bij de lat, maar ik wilde me bewijzen. Het was een harde leerschool die me mentaal heeft gevormd. Ik heb leren overleven en vechten. Die wil om te winnen en de bereidheid te vechten, pijn te lijden en alles voor een carrière over te hebben, is een belangrijke voorwaarde, naast talent. Mentaliteit is echter echt minstens zo belangrijk. En ik denk dat opleiders weer meer naar de basis terug moeten. Zet keepers weer in hun kracht. Leer ze techniek, stop ze niet vol met tactiek. Wees als trainer bevlogen. Jij bent hun voorbeeld. Leer ze pijn lijden en pijn te verdragen en train hun intuïtie. Leer ze daar op te vertrouwen. Dat vertrouwen zal het beste in hunzelf naar boven halen. Dan staat er weer een echte doelman in het doel waar je als spits liever niet bij in de buurt komt. Want laten we niet vergeten: alles begint bij een goede doelman”.

UIT DE KRANT

Lees ook