Paardenman in hart en nieren denkt nog niet aan stoppen

Afbeelding
voorpagina groningen

‘Omgaan met paarden maakt dat je een beter mens wordt’


TOLBERT - Louwe Mulder is een bekende naam in de paardensport. Bijna zijn hele leven staat in het teken van paarden en dat begon al op de boerderij van zijn vader. In de kantine van zijn manege in Tolbert vertelt Louwe hoe hij van jongetje met een pony voor zijn karretje, uiteindelijk een van de bekendere manegehouders werd.
‘Ik groeide op tussen de dieren; mijn vader had een klein boerderijtje met zes of zeven koeien, op De Zandhoogte in Tolbert. Toen er iets meer land kon worden aangekocht, kwamen er ook twee pony’s, Ginny en Fury. De pony’s werden vooral gebruikt om op het land te werken. Maar Ginny werd ook voor de kar gespannen, en later als rijpony beleerd. Dat was dan ook echt mijn pony. Ik weet nog dat ik een klein karretje had en dat mijn moeder zei dat ik de buurvrouw op moest halen. En dan reed ik met het karretje en Ginny ervoor het pad af en haalde ik de buurvrouw op. We hadden geen verharde weg, dus dat was wel veilig. Later kreeg ik een zadel van mijn vader, zodat ik Ginny onder het zadel kon berijden. Toen mijn vader op een dag nog meer land kocht, was er een ander paard nodig en werden beide paarden ineens verkocht. Zomaar. Dat was erg heftig ja. Ik zat toen in de vijfde klas, dus ik zal een jaar of 11 geweest zijn.’
Terwijl die herinnering bovenkomt wordt hij even stil en speelt hij met zijn koffiebekertje. De liefde voor paarden wordt even heel zichtbaar. Paard Sonja deed haar intrede, maar zij was niet geschikt om op te rijden. ‘Sonja was een groot werkpaard, dus niet ideaal om op te rijden. Mijn opa werkte in die tijd bij Slagerij Lourens. Daar werden ook paarden gebracht die geblesseerd waren, maar die nog wel weer konden worden opgelapt. Ze werden dan door de slager gekocht en die zorgde ervoor dat ze herstelden. Samen met de zoon van de slager en een paar jongens uit het dorp gingen we rijden. We werden lid van de ponyclub, die werd opgericht door Geert Postma van Divoza. Aanvankelijk reden we op Oosterheerd, maar na een jaar of twee kon het bestuur een oude tent krijgen. Dat was een grote tent, van 15 bij 13 meter. Die zetten we achter Westerheerd neer. Daar hebben we een paar jaar in gereden, tot hij instortte doordat er een hoop sneeuw viel. In die tijd kregen we les van Wim Ploeg.’


Manege in Diepenheim
De ponyclub had geen onderkomen meer, maar daar wisten een paar notabelen van het dorp wel raad mee. ‘Makelaar Venema wist dat de manege in Diepenheim te koop stond.’ Hij schiet in de lach. ‘We noemden hem Jan Poot, omdat hij hinkte. Maar goed, die manege in Diepenheim dus, die werd gekocht. Hij werd door een sloopbedrijf gedemonteerd en wij hebben hem zelf opgehaald, in meerdere ritten. Ik zal een jaar of 17 zijn geweest. Achter de Postwagen was een voetbal- en een korfbalveld. De voetbalclub werd steeds groter, dus die ging weg, waardoor de grond vrij kwam. Die grond mochten wij van de eigenaar van de Postwagen, Veeze, huren voor een gulden per jaar.’
De grond achter de Postwagen bleek de vaste standplaats van Louwe te worden, want hij werd al snel aangenomen bij de nieuwe manege. ‘Ik was opgeleid als timmerman, maar ik werkte bij de kasregisterfabriek van Kroes. Hij was ook voorzitter van de club en had zelf twee paarden. Ik ging ’s morgens naar de manege om de paarden te voeren en moest ook de paarden van Kroes berijden. Daarna ging ik naar de fabriek om te werken en na het werk ging ik weer naar de manege. Zo heb ik een jaar of 5 gewerkt. Daarna kreeg ik de gelegenheid de manege te huren.’
Tien jaar lang huurde Louwe de manege. In die tijd haalde hij de benodigde diploma’s en na die tien jaar mocht hij de manege kopen.
‘Maar de Postwagen was nog steeds niet van mij. Toen de toenmalige beheerder ermee ophield, kwam het gebouw leeg te staan. Ik zat er vaak naar te kijken om te bedenken wat ik ermee zou doen. Ik had geen geld, wel een goed plan. Ik had ook geluk dat de voetbal- en de korfbalvereniging nu geen uitvalsbasis meer had, dus er kwam ook wat druk vanuit het dorp. Toen ben ik naar de Rabobank gegaan. Die zagen er wel wat in. Samen met het makelaarskantoor en Geert Postma heb ik een plan opgesteld en op die manier kon ik een lening krijgen.’

Ook een paard heeft soms een slechte dag
De manege in Tolbert is wijd en zijd bekend. Hoe komt het dat Louwe ruiters vanuit heel Nederland weet te trekken? ‘Ik denk dat het belangrijk is dat ik me als manegehouder dienstbaar opstel. En ik niet alleen. Het hele team is gastvrij en vriendelijk. Als je hier als gast komt rijden wil je je welkom voelen. En daar hamer ik op. Iedereen moet dat uitstalen, van de parkeerwacht tot degene die achter de bar staat. De hele ketting moet werken. Daar komt bij dat ik luister naar mijn klanten, zij kunnen heel goed aangeven wat er nodig is om de paardensport goed te kunnen bedrijven. Op deze manier kunnen we de sport naar een hoger plan trekken. Ook is het belangrijk om goed voor de paarden te zorgen. De bodem van onze manegebakken zijn precies zo gestabiliseerd, dat ze het paardenbeen goed ondersteunen. En die bodem is 365 dagen van het jaar gelijk. Daarnaast hebben we een grote springbak, van 45 bij 70 meter. Springen kan ook in de kleinere bak, maar dat vergt meer van een paard.’
Wat is het dat maakt dat Louwe zo van paarden houdt? Het is even stil en hij kijkt een tijdje in de verte. ‘Je bouwt er een band mee op,’ zegt hij tenslotte, ‘Een paard maakt mijn dag goed. Soms ben je een paar weken bezig om hem een trucje aan te leren en dat maakt dat je een beter mens wordt. En je krijgt er doorzettingsvermogen van. Want je leert dan dat ook een paard soms een slechte dag heeft. Dat moet je dan accepteren. En zo moet je ook met mensen omgaan.’
Zijn er nog toekomstplannen wat betreft de manege? ‘We gaan de stallen verbouwen. De paarden hebben nu een slaapkamer van 9 vierkante meter, en ze krijgen er eentje van 12 vierkante meter. We willen aan de moderne eisen van stalling voldoen en dat gaat zo lukken.’
Gaat Louwe voorlopig nog even door? ‘Ik moet er niet aan denken om nu al te stoppen. Ik vind het veel te mooi. Ik hoop dat ik gezond blijf. Of ik nog rijd? Nou nee. Soms zit ik nog wel eens op het paard van mijn dochter, maar echt rijden, nee. Daar ben ik mee gestopt.’

UIT DE KRANT

Lees ook