“Voor wat, hoort wat”
BUITENPOST – Als de gemeenteraad van Achtkarspelen een eigen monumentenbeleid wil, zal het zelf moeten bepalen wat het ervoor over heeft. Zoveel werd duidelijk vorige week uit de woorden van wethouder Marten van der Veen (FNP). De raad mag over enkele weken zelf beslissen welke panden op de lijst komen. Daarvoor volgt een inspraakronde voor de dorpen.
Het monumentenbeleid in de gemeente Achtkarspelen ligt gevoelig. Vraag naar het beleid kwam er begin 2011, toen een dokterswoning in het centrum van Surhuisterveen gesloopt werd om plaats te maken voor nieuwbouw. Een protestgroep probeerde toen tevergeefs om de sloop van het pand tegen te gaan. Toen dit niet lukte kwam er vanuit de bevolking en de politiek de roep om een gemeentelijk beleid, waarop de verschillende panden en andere monumentale bouwwerken uit de gemeente worden verzameld. Doel moest zijn om deze panden voor de toekomst te behouden.
In opdracht van de raad werd in de afgelopen maanden een inventarisatie gemaakt van alle bouwwerken in de dorpen van de gemeente. Deze complete lijst is vorige week verstuurd naar de verschillende verenigingen voor Plaatselijk Belang. Zij mogen de komende weken kijken of de lijst compleet is en of zij eventueel nog toevoegingen hebben. Op 19 november moet de lijst dan in het openbaar besproken worden.
De vraag die daarbij gepaard gaat, is wat de gemeente overheeft voor het beleid. Jaarlijks is nu € 25.000,- beschikbaar. Een bedrag dat veel te weinig is voor de renovatie van één bouwwerk, laat staan mogelijk enkele tientallen. Dat weet ook wethouder Van der Veen. De lijst moet volgens hem dan ook geen verwachtingen wekken bij de bevolking. “Laat ik het heel helder voordoen: er is geen geld voor renovatie.” Wel zouden er andere creatieve methoden bedacht kunnen worden om geld te genereren. Zo denkt de wethouder aan het bijvoorbeeld niet laten betalen van bouwleges bij verbouwingen van deze panden. Daarnaast hoopt hij geld vanuit het rijk te kunnen krijgen.
Hoeveel geld er nodig is voor een complete renovatie, weet Van der Veen niet. Hoeveel geld er beschikbaar gesteld moet worden, laat hij over aan de raad. “Zij zijn aan zet. Maar weet wel; voor wat, hoort wat.”