Maria’s Mooie Mensen – week 24 - 2015

maria's mooie mensen

Zelf ben ik nooit een grote flirt geweest. M’n beste vriendin spoorde me altijd aan om aan mijn ‘lijst’ te werken, zoals het rijtje heren waar we mee gezoend hadden in ons jargon heette. Als puntje bij paaltje kwam bleek ik vaak te kritisch of simpelweg geen belang te hebben bij een heer om mee te zoenen en bleef mijn lijst kort en bondig. Zelfs in oorden als Lloret de Mar en Salou werd de lijst nooit uitgebreid, evenals de hare over het algemeen. Samen hadden we vaak teveel lol om ook maar met de heren bezig te zijn. Ik dacht altijd dat de liefde wel op mijn pad zou komen als het zo moest zijn en dat bleek wel toen ik uiteindelijk oog in oog met manlief stond en we elkaar na een eerste date eigenlijk amper losgelaten hebben. Dochterlief lijkt niks van deze bescheidenheid – of is het onverschilligheid? -  mee te hebben gekregen. Ogen heb ik gekregen om te gebruiken, lijkt ze te denken, en dat is dan ook wat ze doet. Hoe klein ze ook is, jonge heren die haar aanstaan kunnen rekenen op haar volle aandacht. Nu ze begint te praten, wordt dat steeds overdadiger. Eerder bleef het bij steelse blikken, verrekte nekken en soms een bescheiden zwaaitje. Gingen we naar de kinderboerderij dan konden de beesten haar gestolen worden, maar was ze niet weg te slaan bij het springkussen vol jongens. Ze keek aandachtig, maar was nog te klein om ook op het kussen te klauteren en haakte uiteindelijk onder protest maar af. Bij de paarden in ons dorp ontdekte ze interessant gezelschap. Het bleek een moeilijke keus: richt ik mijn aandacht op de paarden of op dat jongetje wat ook naar de dieren was komen kijken? Even afgeleid door de jongeman, bleek het paard opeens wel heel dichtbij te komen en koos ze eieren voor haar geld op mijn arm. Tijd voor de aftocht naar huis. Gepokt en gemazeld, maar zeker niet ontmoedigd. In de supermarkt afgelopen week kwamen we hem weer tegen. Hij in de kar bij zijn vader, zij bij mij. ‘Daaaaaaaaaaaaaaaaaaa’ schalde ze enthousiast door de winkel. Even was ik van mijn stuk, maar zag al snel wie ze zo blij groette. Vaders had er weinig zin in en wilde doorlopen. Dochterlief liet zich echter niet uit het veld slaan en gooide er haar charmantste lach en zwaai tegenaan. Terwijl de kar met de jongen vastbesloten verder geduwd werd, zag ik dat haar geflirt niet onbeantwoord bleef. Voor hij om het schap verdween, zwaaide het jongetje fanatiek terug. En sindsdien kan ik het natuurlijk niet laten manlief elke dag te pesten. ‘Kijk, daar gaat de toekomstige vriend van je dochter ook’, lach ik als zijn ouders met het jochie weer buiten zijn. ‘Nog vijftien jaar en dan staat hij hier met zijn scooter op de oprit te wachten’. Mij vallen tegenwoordig geen knipoogjes of verleidelijke lachjes ten deel. Ik moet het na zo’n opmerking doen met één in de categorie ‘als blikken konden doden’.

UIT DE KRANT

Lees ook