Vijftien boeren, vijftien verhalen, persoonlijke hartenkreten voor minister Adema

Afbeelding
facebook

WESTERKWARTIER – Het comité Stikstof Westerkwartier bestaande uit Alex Datema, Jori Wolf en Fokko Oldenhuis had samen met 15 boeren een ontmoeting voorbereid met de nieuwe minister van LNV, Piet Adema. Hij bezocht het Westerkwartier op 2 december en voerde een zeer open gesprek; zonder aanwezigheid van de pers. De minister had er een uur voor uitgetrokken, maar bleef uiteindelijk ruim twee uur. Aan het slot van de bijeenkomst bood Lineke Bakker minister Adema de bundel Vijftien boeren, vijftien verhalen; verzameld uit liefde voor het landschap, geworteld in de boerentraditie en met een groot gevoel voor rechtvaardigheid aan.


Fokko Oldenhuis uit Enumatil, vroeg zijn buurtgenoot Jori Wolf uit Den Horn begin augustus 2022, wat er nu allemaal gaande is in het landelijk gebied. Ook Alex Datema uit Briltil sloot zich bij hen aan. Het drietal, met achtergrond in rechtsgeleerdheid, natuurbeheer en landbouw, voelde dat het tijd was om op te staan. De vraagstukken zijn complex en ze wilden daarom eerst het veld in kaart brengen. Ze gingen op zoek naar eerlijke verhalen van pure mensen. Ze gingen letterlijk de boer op, zonder onderscheid in bedrijven. De vraag die ze hen stelden was: ‘Beste boer, wil je in begrijpelijke taal in maximaal 1000 woorden voor ons opschrijven wat je het meest dwarszit of frustreert?’.


Al bij de eerste inzending spatte de wanhoop van het papier af, in glasheldere taal. De strikt persoonlijke verhalen stralen veelal puurheid uit. De inzenders kenden elkaar en elkaars teksten niet; ieder schreef zijn of haar eigen verhaal. Alle bijdragen werden gebundeld in ‘Vijftien boeren, vijftien verhalen’. Adema zei gelijk ‘ja‘ op de uitnodiging en was 2 december op bezoek om de brieven in ontvangst te nemen en erover in gesprek te gaan.


Na het lezen van de verhalen, stelde het drietal dat het initiatief nam zichzelf ook een vraag: wat heeft dit met ons gedaan? De openhartigheid van de brievenschrijvers daagde hen uit om dat zelf ook te durven zijn. Ze werden geraakt en waren ontdaan door de toon en inhoud van de brieven. ‘De nood is hoog en toch spreekt er ook hoop uit en vooral liefde voor het vak, het bedrijf en het landschap. En dat zijn fantastische bouwstenen om mee verder te gaan’, aldus het drietal. Er ontvouwt zich een gemene deler in de brieven, het probleem is nog duidelijker geworden: men voelt zich in de steek gelaten door de overheid. ‘Daar sta je dan als individuele boer met je kostbare investeringen in bijvoorbeeld injecteermachines, emissiearme vloeren en onbetaalbare hectares. De stip aan de horizon stond steeds ergens anders. De overheid die jarenlang de hoeder en de leider was van de landbouw en vaak trouw gevolgd werd, lijkt nu ineens tegenover de boer te staan, die voor zijn gevoel precies gedaan heeft wat de overheid van hem vroeg.’


Op basis van eigen inzichten en wat ze in de brieven lezen, definieert het drietal ‘de overheid’ heel breed. Net zo goed als dat ‘de boer’ niet bestaat, bestaat ook ‘de overheid’ niet. ‘De overheid’ dat zijn wij immers allemaal samen’, stellen ze. ‘Het staat uiteindelijk synoniem voor de maatschappij en daarmee ook voor alle partijen in de keten. Belangrijke kanttekening die ze hierbij plaatsen is dat bij een vergunningverlenende overheid de afhankelijkheidsrelatie het grootst is. Vanwege de ongelijke machtsverhouding en de grote afhankelijkheidsrelatie is het essentieel dat het vertrouwensbeginsel tussen boer en overheid optimaal functioneert. ‘Vertrouwen win je niet makkelijk terug, maar we hebben haast. We willen allemaal een gezonde samenleving en leefomgeving, maar het systeem is ‘ziek’ en werkt tegen in plaats van mee om een beweging op gang te krijgen. Zowel boer als natuur zijn daar nu de dupe van. In sommige gebieden is het voor de natuur èn voor het boerenbedrijf twee voor twaalf.’


De boeren die de brieven schreven hebben heel diverse bedrijven en achtergronden. Maar er is één overeenkomst: de boer wil wel. Is trots op zijn vak, wil van betekenis zijn voor maatschappij en landschap, wil vooral boer blijven en de volgende generatie die mogelijkheid ook gunnen. Om dat te kunnen doen is hij bereid om zaken anders aan te pakken in de toekomst. Dat vraagt een duidelijke overheid, die naast de boer gaat staan. ‘In de openhartigheid van de brieven kun je een uitgestoken hand zien van de boer die graag mee wil doen in de maatschappij en die samen met de overheid wil bouwen aan de toekomst. Precies die openhartigheid is een belangrijke eerste stap. Alleen dán komt er beweging.’ Oldenhuis, Wolf en Datema hopen dat een ieder die deze brieven leest, zelf ook die stap naar openhartigheid durft te zetten en leiderschap gaat tonen.

UIT DE KRANT