Maria’s Mooie Mensen 178

maria's mooie mensen

Een zwangerschap komt langzaamaan met wat beperkingen en uitdagingen. Een steeds dikkere buik, minder bewegingsvrijheid en snelheid gecombineerd met een meisje van twee die overal wel een uitdaging in ziet, is soms een hele lastige opgave. Wat echt een grote aantrekkingskracht heeft op dochterlief zijn de schappen in de winkels. De Hema – een winkel die overigens juist op elke zwangere weer een grote aantrekkingskracht heeft en waar je het liefst dromerig langs die stapels rompers wil gaan verlangend naar die eigen stapel frisse roze rompers thuis in de commode – is voor mijn dochter een waar walhalla. Als ik haar daar langer dan twee minuten bij me weet te houden, heb ik op zijn minst zo’n goddelijke tompouce verdiend. Gelukkig voor mijn lijn, komen we vaak al niet zo ver en ben ik haar al voor we twee minuten binnen zijn kwijt, en ik kan alleen nog op haar schaterlach afgaan om haar ergens tussen de schappen – als ik geluk heb – of nog erger, in de schappen weer te vinden. Andere mensen vinden het vaak maar wat aandoenlijk. Zo’n klein meisje met woest bos haar gekleed in haar panterjas die hard lachend rond rent en verwacht dat haar moeder wel even een potje verstoppertje of tikkertje meespeelt. Zou leuk zijn van mij, ware het dus niet die zwangerschap die toch wel wat beperkingen met zich meebrengt. De Hema mijden we dus maar zoveel mogelijk momenteel om te voorkomen dat ik totaal uitgeput haar na drie rondjes door de gehele winkel nog eens te pakken krijg. In de grote supermarkt is het helaas geen ander verhaal. Gelukkig is daar nog een kar waarin ik haar kan vastzetten en wat ik dus ook zeker niet laat. Dus zo aan de start van onze toch al niet zo geliefde wekelijkse ronde boodschappen ga ik geheel opvoedkundig-verantwoord en moeizaam door de knieën om even duidelijke afspraken te maken met mevrouw: wie wegloopt, gaat de kar in. Haar plechtige ‘ja mama, dát is afgesproken’ klinkt heel mooi, maar blijkt vaakt al na het fruit te zijn vergeten. Altijd weer breekt het zweet me weer uit als ik de panterjas het ene moment nog gewoon naast me hoor babbelen en het andere totaal moment totaal niet meer in zicht heb. De kunst is dan nog haar te pakken te krijgen. Nog meer zweet. Daarna ben ik ook onverbiddelijk; afspraak is afspraak, mevrouw gaat de kar in. De komende tien à vijftien minuten weet ik dan dat ik zelf nog loop na te hijgen van de achtervolging en dat ik gezellig doorga winkelen met een gillend kind in de kar. Andere mensen vinden ook dat weer heel aandoenlijk. Eén mevrouw vond het nodig me laatst dat ook even te laten weten. ‘Zielig hè’, sprak ze me aan. Al hijgend wist ik te antwoorden: ‘totaal niet, ze heeft gewoon niet geluisterd en dan gaat ze de kar in, weet ze ook heel goed’. ‘Nou’, vervolgde ze, ‘vaak zijn die kleintjes dan gewoon moe. Dit is natuurlijk niet het juiste moment om boodschappen te doen. Of ze heeft misschien wel honger of dorst. Soms scheelt het ook als ze wat in de handen hebben hè? Ze heeft ook helemaal niks te doen’. Perplex keek ik haar aan. Even overwoog ik uit te leggen dat er nog twee baby’s in mijn buik zitten, dat ik over een aantal weken zeker niet meer achter mijn dochter aan kan hollen en dat als ik haar nu niet leer hoe het moet, ik dan nooit meer de supermarkt uit kom, omdat mijn dochter dan altijd sneller dan mij is. Ik draaide me zo om, heb afgerekend aan de kassa en heb me thuis eens even goed verdiept in het bestellen en laten bezorgen van de boodschappen. Zo weer een ergernis uit de wereld.

UIT DE KRANT