Maria’s Mooie Mensen – week 8

maria's mooie mensen

Het leek wel een sprookje, of wás het een sprookje… In elk geval werd er een sprookje verteld, toen ik op een mooie zomerdag op bezoek was bij een poppenspeler Arthur Kruisinga in Zuurdijk. Regelmatig vraag ik me af of ik hem nog weer vind als ik hem opnieuw zou zoeken. Er zijn van die plekken die zo idyllisch zijn dat het achteraf voelt als ‘net niet echt’. Ik weet nog hoe ik lachend zijn aanwijzingen om zijn huis te vinden wegwuifde aan de telefoon; ik had immers navigatie en die bracht me altijd waar ik wezen moest. En dus reed ik stevig door in vol vertrouwen op het apparaatje die aangaf dat ik nog een stukje verder moest zijn. Tot ik opeens in mijn rechterooghoek meende iets voorbij te zien komen. Toch maar even in de achteruit en inderdaad: daar prijkte op een brievenbus het door mij gezochte huisnummer. Een dichtbegroeide tuin omringde de oprit en onttrok zijn huis aan het zicht. Terwijl ik tijdens het uitstappen worstelde met de omringende planten en een poging mijn outfit netjes te houden, nam zijn kat mij eens onderzoekend op. Op het pad voor zijn huis scharrelde een kip met haar kuikentjes langs. Wanneer ik naar links keek, zag ik een prachtig vrij uitzicht. Arthur’s wens een huisje op het land te vinden, was hier overduidelijk uitgekomen. Met mijn gezonde Hollandse 1.79 meter voelde het vreemd het 19e eeuwse huis binnen te stappen. Nooit eerder en nooit weer daarna heb ik een huis als dat van hem gezien. Wars van luxe, zonder Ikea of centrale verwarming. Sober, koel en simpel; de tijd leek stil te hebben gestaan. Buiten toonde Arthur mij waar zijn windmolen zou komen, voor het opwekken van stroom. Even vertwijfeld keek ik hem aan; een leven zonder stroom, is dat niet schier onmogelijk? Ook de fotograaf die mij vergezelde had moeite zich in te leven in het bestaan van Arthur. “Waar zou hij slapen?”, fluisterde hij me toe met een blik op de vier stoelen. “Wat dacht je van de bedstee?”, opperde ik. “Zou het echt?”, vroegen we elkaar vervolgens tegelijk. Er heerste rust in het koele, donkere huisje; heel anders dan in de glazen  theaterwerkplaats naast zijn huis. Betoverend en fascinerend noemde Arthur het poppenspel en gaf mij één wens mee: ik moest echt eens een poppenspel gaan zien. Hij besloot daad bij het woord te voegen en kroop in de kast. De poppen kwamen tot leven terwijl de zon de werkplaats verwarmde en Arthur in zijn element leek te zijn. Zoals ik zei: het leek wel een sprookje of wás het een sprookje. Gelukkig heb ik nog een kaartje als bewijs, want geheel passend bij zijn manier van leven stuurde Arthur mij niet een mail, maar een echte briefkaart. ‘Het lijkt wel alsof je er talent voor hebt’; één van de mooiste complimenten die ik kreeg.

UIT DE KRANT