Een kijkje achter de schermen bij molen De Vier Winden

|
| Foto: |
voorpagina groningen

Van journalist naar molenaar in één uur

PIETERBUREN – Een échte molenaar ben je niet in een uur, want de opleiding tot molenaar duurt ongeveer anderhalf jaar. Toch heeft de verslaggever van de Streekkrant een poging gewaagd. Koren- en pelmolen De Vier Winden in Pieterburen werd speciaal voor deze gelegenheid op een doordeweekse dag open gegooid en molenaar Derk Jan Tinga deelde zijn kennis.
Zelf heeft Tinga in 1979 zijn diploma voor molenaar gekregen, een jaar later stond hij zelf les te geven aan groepen molenaars in spe. “Dat was eigenlijk helemaal niet de bedoeling”, lacht hij. “Ik was bezig met een documentaire over molenroeden, en besloot om een aantal lessen bij te wonen om zelf wat meer kennis over molens te krijgen. Uiteindelijk heb ik de hele cursus afgemaakt”, lacht hij. “En sindsdien ben ik molenaar.”
Een van de eerste dingen die we leren is dat Molen De Vier Winden wél geschikt is om examen ‘op’ te doen. “Deze molen heeft zeilwieken, en dat is verplicht bij het examen. Trouwens, voor het examen moet je de molen kunnen laten draaien, de leerlingen hoeven niet te kunnen malen met de molen. En de lessen zijn één keer in de veertien dagen. Goed, we gaan verder. Wat hebben molenaars nodig?”, stelt hij zichzelf de vraag. “Goede schoenen, compacte kleding – dus geen sjaals of zo – en handschoenen.”
De opleiding tot molenaar bestaat uit een theoriegedeelte en een praktijkgedeelte en duurt ongeveer anderhalf jaar. “Het is belangrijk dat je alle seizoenen meemaakt op de molen, daarom duurt het zolang.” Tinga haalt twee grote mappen uit een tas. “Die heb ik speciaal voor jou maar even meegenomen”, lacht hij, terwijl hij door de mappen heen bladert. Een onmogelijk opdracht om dat binnen een uur te leren, dus. In de mappen staat veel informatie over de bouw van de molen, elk onderdeel wordt benoemd. Ook de wetgeving wordt niet vergeten. “Ja, als molenaar moet je dat allemaal weten. En je leert ook veel over het weer”, vertelt de molenaar. “Een molenaar moet eigenlijk ‘s ochtends al weten wat voor weer het die dag wordt. De leerlingen leren dus over hoge- en lagedrukgebieden, windrichtingen en ga zo maar door. In Nederland hebben we een overheersende westenwind. Je hebt bijvoorbeeld de Wet van Buys-Ballot, vernoemd naar meteoroloog Christophorus Buys Ballot, en die gaat als volgt: ‘Als je op het noordelijk halfrond met je gezicht in de wind staat, bevindt een hogedrukgebied zich links en een lagedrukgebied rechts’. Ja, er komt nog best wat bij kijken hoor!”, lacht Tinga. “Maar het voordeel is wel dat de opleiding in je eigen tempo kan doen. Ik heb een jongen in mijn groep die veel op zee zit, dus die mist wel eens een les. Maar dat is geen probleem, dat halen we later gewoon in.”
Opeens verschijnt er een hoofd door het luik. “Amai, goedendag”, klinkt het in het Belgisch. “Kom maar binnen hoor!”, lacht Tinga. “Ik ben bezig met een interview, maar kijk gerust rond, en als jullie vragen hebben, geef maar een gil!” Het Belgische stel loopt geïnteresseerd door de molen en Tinga vertelt enthousiast verder. “Als je als molenaar je dag begint in de molen, trek je eerst de stenen los. De maalstenen dus, waar het product – in deze molen is dat gerst – gemalen of gepeld wordt. De stenen staan dan vrij. Vervolgens zet je de molen op de wind. Het bovenste gedeelte van de molen is draaibaar en wordt ingesmeerd met schapenvet. Nog zoiets typisch”, lacht hij.
Molenaars zijn belangrijk, vertelt Tinga aan de verslaggever en de Belgische bezoekers. “Zonder molenaars gaat het ambacht verloren. Daarom is het belangrijk dat we molenaars blijven opleiden. We zijn altijd op zoek naar nieuwe leerlingen!”, lacht hij met een knipoog.
Hij loopt naar een afbeelding van een dwarsdoorsnede van de molen en begint uitleg te geven over de onderdelen van de molen. Termen als ‘vang’ – dat is de ‘rem’ van de molen –, ‘zijlen voorleggen’ en ‘molenroeden’ passeren de revue. “Je moet natuurlijk niet de zijlen op de wieken leggen bij windkracht 8”, lacht hij. “Want dan slaat de molen op hol. En het afremmen van de molen, tsja, je brengt toch even vier ton tot stilstand, dus je kan niet ineens aan de ‘rem’ trekken. Dat moet je geleidelijk doen, en vooral het laatste stukje moet met heel veel beleid. Dat is een van de belangrijkste dingen van het molenaar worden. Nou ja, en verder moet je gewoon heel veel kunnen praten en uit kunnen leggen”, besluit hij lachend. Aan dat talent ontbreekt het Tinga in ieder geval niet. Geef ‘m een kwartje en je krijgt een euro aan verhalen, anekdotes en zijweggetjes.
Ook molenaar worden? Aanmelden voor de cursus kan via Derk Jan Tinga zelf: via 0595 – 441389. De cursus kost het eerste jaar 100 euro, inclusief lesmateriaal. “En dan ben je ook verzekerd, mocht er wat gebeuren”, lacht Tinga.

|

UIT DE KRANT