Op glad ijs

Afbeelding
Foto: ERIK VEENSTRA
Maria’s Mooie Mensen maria's mooie mensen

Sportief gezien ben ik niet bepaald een uitblinker. Zoals ik de kinderen altijd voorhoud: je kunt nou eenmaal niet in alles goed zijn. Mijn talenten liggen duidelijk op een ander vlak. Gymlessen vond ik een crime en hoewel ik in mijn vrije tijd allerlei verwoede pogingen deed, kwam ik niet veel verder dan twee moeizame jaren klassiek ballet en heel wat variaties aan jazzdance. Steevast deed ik mee aan de ‘sport, ook ik doe het’ – introductielessen. Ik maakte kennis met onder andere volleybal en hockey en de clubs met mijn afwezige talenten, hetgeen altijd leidde tot een aftocht na even te hebben geroken aan de sporten. Toen ik ouder werd, hield ik het bij fitness en inmiddels beweeg ik vooral met de hond. Stevig wandelen schijnt bijna even effectief te zijn als hardlopen, dus daar stel ik mezelf tevreden mee en hou ik me aardig mee in vorm. Schaatsen was vroeger ook zo’n hoofdpijndossier. Andere kinderen zag ik zodra het ijs dat toeliet, zo weer wegschaatsen, maar ik moest elke winter weer van voren af aan beginnen. Het evenwichtsgevoel is niet overdadig, dus het onder de knie krijgen van het schaatsen ging met vallen en opstaan. En oh, wat bewoog het toch moeizaam gehuld in meerdere lagen kleding. Steevast droegen wij een pyjamabroek onder de kleding. Maar ergens lonkte dat vooruitzicht van een soepel rondje over de baan en meestal lukte dat uiteindelijk ook. Helaas voor mijn ouders was ik er dan juist weer moeilijk vanaf te krijgen en moest mijn moeder – ook gehuld in pyjamabroeken onder joggingbroeken en dubbele sokken – oneindig blauwbekken aan de kant. Nu ik ouder word, is het sportieve er definitief af. Schaatsen op natuurijs heb ik die paar keer dat dat kon de afgelopen jaren afgezworen, maar kunstijs is toch een ander verhaal. Elk jaar willen we de dames toch minimaal één keer laten schaatsen en aangezien de winter alweer rap vordert, besloten we de binnenbaan op te zoeken. Groot voordeel: zonder de pyjamabroeken of dubbele sokken. Onderweg bepraatten de jongste dames samen hoe hun moeder eigenlijk niet van schaatsen houdt - ‘dit doet mama voor ons, omdat wij het zo leuk vinden’ en ook als het tijd is om weg te schaatsen laat ik ze maar in de waan dat ik hun hand vasthou omdat dat voor hun fijner is. De waarheid ligt in het midden, want andersom ben ik ook blij met de steun van één van die dames naast me én stiekem word ik toch wel blij van een middagje op het ijs. Sterker nog, toen zij er langzaamaan wel klaar mee waren, pepte ik ze onder het mom van ‘even achter papa aan’ nog een keertje op en met het vooruitzicht wat lekkers te eten als de schaatsen uit waren, kon ik er nog drie rondjes bij praten. Ook manlief schaatste zonder problemen extra lang door met de jongste die het zich ontpopte tot de meest fanatieke. Of waren manlief en ik dat?

UIT DE KRANT